Achtergrond

Zorgdieren: ‘Hé liefie, dag meissie!’

03 oktober 2014

Begeleid door hun baasje gaan de honden van Zorgdier op bezoek bij mensen met een beperking, bijvoorbeeld bij De Zijlen. Niet eenmalig, want om een band op te bouwen is regelmaat vereist. En niet zomaar, maar als onderdeel van het zorgtraject.

Elf uur, een strakblauwe lucht boven zorginstelling De Zijlen in Appingedam, de zon kleurt het bakstenen complex oranje. Het interieur is strak en schoon, in de centrale hal staat een vitrinekast met zelfgemaakte knutsels en borduursels, de huiskamer ligt op de tweede verdieping. Daar is vanochtend vrijwilliger Christine Meijer met haar hond Branske op visite, een witte golden retriever.
Branske zit bij bewoonster Betsie Bosklopper (83), ze ligt met de snuit in haar schoot. Betsie Bosklopper aait met gestrekte vingers, korte halen over de schedel, steeds van voor naar achter met de haargroeirichting mee. Branskes oren liggen plat, hij trekt een wenkbrauw op, de staart zwiept van links naar rechts. ‘Branske heeft haar plekje wel gevonden, hè!’, zegt de persoonlijk begeleidster. Mevrouw Bosklopper antwoordt niet, maar brengt de aaihand naar haar neus, ze ruikt aan haar vingertoppen, geconcentreerd alsof de geur haar iets vertelt. ‘Kom maar Branske’, zegt Christine.
Ze leidt de hond naar Dieuwerke Udema (68), de meervoudig gehandicapte vrouw sluimert in haar elektrische ligrolstoel. Branske veert op, plant haar voorpoten op het matras en snuffelt aan de deken. ‘Kijk eens Dieuwerke’, zegt haar begeleidster. ‘Er is bezoek voor jou.’ Dieuwerke Udema wordt wakker, de grijze ogen zoeken even, ze focust haar blik op de hondenkop. Het broze gezicht opent zich traag.

Integrale aanpak
Het project van ZorgDier loopt nu zo’n twee jaar bij De Zijlen. Sommige honden bezoeken eens per week de huiskamer of het activiteitencentrum. Andere komen speciaal voor een privébezoek aan één bewoner. Jan van Summeren is oprichter en voorzitter van Stichting ZorgDier Nederland. ‘Al decennialang brengen instellingen hun cliënten in contact met dieren’, zegt hij. ‘Ze organiseren huifbedrijden, zwemmen met dolfijnen of er wordt wat met boerderijdieren gedaan. Maar dat is heel iets anders dan structurele huisdier-ondersteunde interventies met honden en katten; dieren met een hoge mate van non-verbale expressie. Het stelt bewoners in staat om contact te maken, een band op te bouwen. Dat kost tijd en vraagt vertrouwen.’
Het huisdierenproject van Stichting ZorgDier maakt daarom altijd deel uit van het zorgprogramma, bijvoorbeeld bij fysiotherapie of bewegingstherapie. Van Summeren: ‘Dus als een zorginstelling vraagt: ‘Komen jullie op dierendag bij ons langs met een vrachtwagen honden’, dan zeggen wij: ‘Nee.’ Wij bieden uitsluitend een integrale aanpak. Geen eenmalig amusement.’ Bij De Zijlen zijn er uitsluitend hond-ondersteunde activiteiten. Maar er worden ook activiteiten met katten aangeboden. Van Summeren: ‘Vijfenveertig procent van de mensen heeft een voorkeur voor katten. Die moet je op verzoek ook bedienen.’

Drinkbak
‘Ik vind het zóóó leuk!’, roept Sanne Bos (19). Sanne heeft het syndroom van Down. Ze heeft alle aanwezigen van koffie voorzien, en is nu klaar voor het spel met Branske. Ze maakt van haar benen een tunneltje en lokt de hond met een brokje. De truc slaagt, Sanne oogst applaus. Branske gaat liggen. Sanne vleit zich ernaast, ze knuffelt en kust de hond, en fluistert: ‘He liefie! Dag meissie!’. Ze streelt Branskes oor, de hond likt over haar gezicht. Branske is één van de zestien honden die De Zijlen bezoeken, de honden komen op alle locaties. Ze zijn streng geselecteerd, alleen sociale, betrouwbare, mensgerichte honden zijn geschikt bevonden.
De Universiteit van Groningen (faculteit Gedrag- en Maatschappijwetenschappen, afdeling Orthopedagogiek) heeft onderzoek gedaan naar verschillende aspecten van hond-ondersteunde activiteiten. Daaruit blijkt onder meer dat routine het positieve effect van hond-ondersteunde activiteiten bekrachtigt.
‘Ja’, zegt persoonlijk begeleidster Marleen van der Meer. ‘Je merkt dat het huisdierproject op termijn iets doet met cliënten. Ze vragen bijvoorbeeld: “Wanneer komt Monie weer?” Monie is een van de honden, geen vrijwilliger. Ook merk je dat sommige cliënten moeten wennen. Zoals een van mijn slechthorende cliënten. Aanvankelijk wist ze niet goed wat ze moest aanvangen met de hond op haar kamer. Inmiddels haalt ze elke donderdagmiddag de drinkbak uit de kast en vult die met water. Ze weet dat de hond komt, het ritme zit erin. En als ze buiten gaan wandelen, pakt ze de riem en lokt ze de hond met een klopje op haar been. Ze heeft geleerd dat de methode werkt.’

Niet altijd
Christine maakt met Branske een afscheidsrondje langs de bewoners, Sanne loopt mee om hen uit te zwaaien. We staan op het parkeerterrein, de hond ligt aan de lijn.  Er komt een man aangelopen, lange knokige benen, rasse schreden, de korte broek hoog opgetrokken. ‘Mag ik hem ook eens aaien?’ Het is bewoner Jan ter Steeg (68). Christine antwoordt niet, maar spoort Branske haastig aan om met haar mee te lopen, de auto staat verderop achter de begroeiing. ‘Hé!’, roept Ter Steeg. ‘Ik wil die hond aaien!’ Hij vloekt en heft een vuist, hij is verdomme speciaal voor die hond naar beneden gekomen. Ja, hij houdt van honden. ‘We hadden er vroeger zelf een’, zegt hij. ‘Max, een blafferd, een echte kefferd. Hij is ooit van zeven hoog naar beneden gedonderd.’ Ter Steeg illustreert de route met verticale haal van zijn hand in de lucht. ‘Gewoon van het balkon gekletterd. Bam.’ Ook heeft hij Max wel eens geschopt, samen met zijn broer, het bloed kwam uit zijn neus. ‘Tja, wat doe je eraan.’ Hij kijkt mij aan, gesperde ogen, zijn handen hulpeloos in de lucht. ‘We hadden nu eenmaal zo’n bui.’ Het zorgdierproject slaagt niet bij alle bewoners, voor het bestwil van de hond is Christine gewaarschuwd voor Jan ter Steeg. Nienke Dokter is gedragsdeskundige bij De Zijlen: ‘Een van onze cliënten maakte intenser contact met de hond dan met wie ook. Ze schreef in haar eigen taal een vertrouwelijke brief aan de hond. Het ging wekenlang goed. Totdat ze weer aanvallen van paranoia kreeg. Toen was ook de hond niet meer welkom.’

Op maat
Voor het huisdierproject zijn de vrijwilligers streng geselecteerd. Ze moeten representatief zijn, een goede band hebben met hun dier, feeling met de doelgroep,  en bereid zijn om zich voor ten minste twee jaar te committeren. Ook is de hulpvraag uitvoerig in kaart gebracht. Jan van Summeren: ‘We willen exact weten waarom een instelling kiest voor het huisdierenproject. Vervolgens zoomen we in op een bepaalde cliëntenpopulatie, zoals mensen met een ernstige meervoudige beperking, slechtzienden, of verstandelijk beperkte jongeren met een gedragsstoornis. We stellen een op maat gemaakt plan op, met ook een tijdspad, een kostenbegroting en een advies voor fondsenwerving en sponsoring.’ Volgens Van Summeren is het lastig om instellingen te overtuigen van het belang van dierentherapie. ‘Veel zorginstellingen in Nederland zijn kaal en steriel’, zegt hij. ‘Ze zien dieren als een extra werkbelasting. Allerlei vooroordelen – ze stinken, hebben vlooien, mensen kunnen allergisch zijn – worden aangewend om ze buiten de deur te houden. Terwijl het helemaal geen extra belasting hoeft te zijn. Mits je het goed organiseert.’ Van Summeren waarschuwt instellingen voor kaf onder het koren: ‘Onlangs is in Friesland een bedrijf opgerold dat duizenden euro’s vroeg voor een “therapiehond”. Het bleek oplichting te zijn.’ Het project bij De Zijlen wordt gefinancierd door zorgverzekeraar Menzis. Van Summeren: ‘Zij hebben het ruim twee jaar geleden beoordeeld als een innovatieproject. Ze geloofden erin. Dat was destijds een belangrijke stap voor ons.’

Match
Voor de individuele hond-ondersteunde activiteiten zijn hond (met vrijwilliger) en cliënt zorgvuldig ‘gematcht’. Zo heeft de getatoeëerde bewoner Johan Boltendal (40) een hechte vriendschap opgebouwd met Bowie, een zwarte labrador met een boerenzakdoek om de hals. ‘Mijn kleine flappie!’, liefkoost Johan de hond bij binnenkomst, zijn verzameling prijsbekers en breekbare dierenbeeldjes staat zorgvuldig gegroepeerd op de hoge keukentafel. ‘Vorige keer had ie met zijn staart een porseleinen boeddha omgestoten’, vertelt Johan terwijl hij met zijn grote handen Bowi zijn nekvel kneedt. ‘Toen heb ik gelijk maar een nieuwe gekocht.’ We zitten in het zitgedeelte, Bowie op de bank tussen zijn baasje Nancy Leegstra en Johan in. ‘Trouwens Nancy’, zegt Johan gespeeld streng, hij tikt met een vinger op het horlogeglas. ‘Eén minuut over vier!’ Aan de muur hangt een agenda van Pia’s dierenshop, elke pagina een maand. Alleen de vakjes van woensdagen zijn beschreven, daar staat steeds opnieuw: 16.00 uur Nancy en Bowie. Toen Johan nog thuis woonde – zijn ouders leefden nog – hadden ze zelf honden. ‘Duitse herders, golden retrievers, teckels, we hebben ze allemaal gehad’, zegt hij. ‘Pak ‘m Bowie!’ Hij werpt een knuffel door de kamer en grijpt naar zijn shag op tafel. Het halfuur zit er al weer bijna op. ‘Volgende week zelfde tijd?’, vraagt hij aan Nancy. Hij klemt de peuk tussen zijn lippen en pakt een potlood van de vensterbank.