Gedeeltelijk arbeidsongeschikt, gedeeltelijke transitievergoeding
Heeft een werknemer die gedeeltelijk ontslagen is wegens langdurige arbeidsongeschiktheid recht op een transitievergoeding? Zo ja, is dat dan een gehele of een gedeeltelijke transitievergoeding? Dat was de vraag in de procedure waar de Hoge Raad op 14 september uitspraak over heeft gedaan.
De casus
Een lerares, sinds 1980 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Kolom, een instelling voor bijzonder onderwijs, is sinds 15 november 2013 arbeidsongeschikt. Zij ontvangt per 16 november 2015 een WIA-uitkering, op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 43,83 procent. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Voortgezet Onderwijs (verder: de CAO-VO) van toepassing.
Op 15 oktober 2015 schrijft Kolom een brief aan de werkneemster met – voor zover van belang – de volgende inhoud (waarbij ik aanteken dat de CAO-VO deze systematiek voorschrijft, maar er is, anders dan het taalgebruik doet vermoeden, wel degelijk sprake van een arbeidsovereenkomst en niet van een ambtelijke aanstelling):
“Omdat de termijn van ontslagbescherming van 104 weken is verstreken, wordt uw aanstelling bij Stichting Kolom (…) op 29 februari 2016 beëindigd. Hierbij is rekening gehouden met de geldende opzegtermijn.
U wordt met ingang van 1 maart 2016 opnieuw benoemd als leraar LC voor wtf 0,5500. Het betreft een aanstelling voor onbepaalde tijd. U ontvangt hiervoor een Akte van Ontslag en een Akte van Benoeming.”
De werkneemster tekent op 21 november 2015 een Akte van benoeming voor 0,55 van de volledige betrekking in de functie Senior leraar met ingang van 1 maart 2016. Per brief van 29 februari 2016 verzoekt de werkneemster Kolom om haar een transitievergoeding te betalen, omdat er sprake is van ontslag wegens ziekte. Aangezien de wet niet voorziet in toekenning van een partiële transitievergoeding, vordert zij de gehele transitievergoeding ter hoogte van € 76.000,-. Subsidiair vordert zij een gedeeltelijke transitievergoeding ter hoogte van € 33.394,40, gerelateerd aan de omvang van het gedeelte van het dienstverband waarvoor zij is ontslagen (0,4394).
Geen transitievergoeding
De kantonrechter wijst het verzoek tot toekenning van de gedeeltelijke transitievergoeding toe. Vervolgens vernietigt het hof de beschikking van de kantonrechter en wijst het verzoek tot toekenning van een transitievergoeding af. Het oordeel van het hof komt erop neer dat partijen weliswaar volgens de door hen jegens elkaar afgelegde verklaringen de bestaande arbeidsovereenkomst hebben beëindigd en een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan, maar in feite slechts hebben bedoeld de bestaande arbeidsovereenkomst aan te passen aan, kort gezegd, de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van werkneemster. Op grond van dit oordeel komt het hof tot de slotsom dat er geen transitievergoeding is verschuldigd, nu op die vergoeding alleen aanspraak bestaat bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster stelt hierop cassatieberoep in.
Substantiële en structurele vermindering arbeidsduur
In de wet is niet voorzien in aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in het geval van een vermindering van de arbeidsduur. Desalniettemin moet volgens de Hoge Raad de mogelijkheid van gedeeltelijk ontslag, met daaraan gekoppeld de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding, wel worden aanvaard voor het bijzondere geval dat, door omstandigheden gedwongen, wordt overgegaan tot substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd van de werknemer. Hierbij valt volgens de Hoge Raad te denken aan het noodzakelijkerwijs gedeeltelijk vervallen van arbeidsplaatsen wegens bedrijfseconomische omstandigheden, en aan blijvende, gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Als de aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in deze gevallen niet zou worden aanvaard, zou de werknemer door een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd een deel van de transitievergoeding mislopen waarop hij bij een algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst op dat moment aanspraak zou hebben. De werknemer zou bij een latere algehele beëindiging van de arbeidsovereenkomst immers een op aanmerkelijk lagere grondslag berekende transitievergoeding ontvangen dan zonder die vermindering het geval zou zijn geweest.
Een transitievergoeding is volgens de Hoge Raad op haar plaats bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur, als noodzakelijkerwijs arbeidsplaatsen gedeeltelijk vervallen wegens bedrijfseconomische omstandigheden en aan blijvende, gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer.
Op grond van de gedeeltelijke beëindiging bestaat in de hier bedoelde gevallen aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding. Dit zowel in de gevallen waarin sprake is van:
• een gedeeltelijke beëindiging,
• een algeheel ontslag gevolgd door een nieuwe, aangepaste arbeidsovereenkomst,
• aanpassing van de arbeidsovereenkomst.
Mede met het oog op de hanteerbaarheid, moet het volgens de Hoge Raad wel gaan om structurele vermindering van de arbeidstijd met tenminste twintig procent die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn. De gedeeltelijke transitievergoeding moet berekend worden naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop voorheen aanspraak bestond.
Wat vindt AWVN?
Van partiële beëindiging van de arbeidsovereenkomst, en dus ook van partiële voortzetting, kan in de praktijk alleen sprake zijn bij bedrijfseconomische omstandigheden en langdurige arbeidsongeschiktheid. Het zal zich met name voordoen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Duidelijk is in ieder geval dat de transitievergoeding dan berekend moet worden naar rato van de beëindiging. Minder duidelijk is wanneer er nu sprake is van vermindering van de arbeidstijd die naar redelijke verwachting blijvend zal zijn. Waarschijnlijk bedoelt de Hoge Raad dat er sprake moet zijn van een medische eindsituatie. Eerder ligt aanpassing van de arbeidsovereenkomst ook niet in de rede.
Overigens zal er bij vermindering van de arbeidsduur bij langdurige arbeidsongeschiktheid recht zijn op compensatie van de betaalde transitievergoeding. De wet die dat regelt, treedt naar verwachting op 1 april 2020 in werking (met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015). De definitieve datum van inwerkingtreding is nog niet bekend.