Achtergrond

Kees van der Burg: ‘Mensen passen niet in één wet’

25 november 2016

Hoe zorg je ervoor dat mensen met en zonder beperkingen elkaar in de samenleving meer kunnen ontmoeten? Kees van der Burg, directeur-generaal langdurige zorg bij VWS, is er zowel op zijn werk als in zijn vrije tijd mee bezig. ‘De ontmoeting met Utze is voor mij een spiegel.’

‘Zodra je gaat geloven dat het blauwe lijntje op de kaart een rivier is, ben je te veel met de tekentafel bezig’, zegt Kees van der Burg. ‘Dat geldt ook voor begrippen als zelfredzaamheid, eigen kracht, of ontmoeten.’ Als directeur-generaal langdurige zorg is hij de hoogste ambtenaar die zich op VWS met - onder andere - gehandicaptenbeleid bezig houdt. De metafoor van het blauwe lijntje heeft hij van VNG-directeur Jantine Kriens. ‘Als het gaat over eigen kracht, is het bijvoorbeeld goed om je te realiseren, dat veel mensen geen eigen netwerk hebben’, vervolgt hij. ‘Het is een manier om te kijken wat iemand wel of niet zelf kan. De strekking van de Wmo is niet: je moet zelfredzaam zijn. Ze is er juist voor mensen die niet zelfredzaam genoeg zijn om te kunnen participeren. We moeten meer kennis en praktijkervaring opdoen over wat er wel en niet werkt.’

Waarom is juist ontmoeten zo belangrijk?

‘De ontmoeting tussen mensen is de bron van zelfrespect en welbevinden. Dat geldt ook voor mensen die van elkaar verschillen. Het maakt beiden groter. Dat proberen we onder meer te organiseren door de zorg dichter bij de mensen te brengen en ervoor te zorgen dat de zorg zich aanpast aan mensen, in plaats van andersom. Maar dat is de tekentafel. Om die ontmoetingen echt te laten plaatsvinden moet je meer doen dan de schotten verzetten en de financieringsstromen verleggen.’

Tijdens een symposium naar aanleiding van onderzoek over ontmoetingen van Gustaaf Bos, vertelde u dat u zelf buddy bent van een jongen met wie u voetbalwedstrijden bezoekt. Levert dat ook inzichten op waar u wat aan heeft?

‘Ja, Utze is de zoon van vrienden van ons. Hij is nu begin dertig. Ik hoef niet precies te weten wat hij heeft in zzp-termen, want dan ben ik weer die VWS-ambtenaar. Hij is leuke maar een kwetsbare jongen, hij woont in een Thomashuis in Streefkerk en het gaat nu goed met hem. Als vrijwilliger doe ik graag iets wat ik zelf leuk vind; en Utze en ik delen onze liefde voor Feijenoord. Stel je voor dat ik niet van Feijenoord zou houden en er met tegenzin heen zou moeten? Dat doe je niet! Utze brengt mij heel veel. Hij vraagt me hoe het op mijn werk is en hoe het met mijn vrouw en kinderen gaat. Hij doet dat op een manier die laat zien dat hij echt geïnteresseerd is. De onbevangen, ongecompliceerde manier waarop hij naar dingen kijkt is voor mij iedere keer weer een openbaring.’

Hoe?

‘We hebben gesprekken over werk en relaties, ook zijn relaties, het dorp waar hij woont, de manier waarop hij zijn vrije tijd doorbrengt. Echt goede gesprekken. Wat ik het meest confronterend vind, is het onthaasten. U merkt zelf wel: ik ben vijf minuten te laat en zeg u na vijf minuten hoeveel tijd ik voor u  heb. In een voetbalstadion, heb ik er een hekel aan om na de wedstrijd in die meute naar buiten te gaan. Dat kost me teveel tijd, ik wil zo snel mogelijk weer in de tram of de auto zitten. Maar Utze wil graag de hele wedstrijd af zien. Die geniet ervan dat supporters na afloop nog een kwartier lang de spelers bejubelen. Eigenlijk wil hij ook al een uur van tevoren in het stadion zitten, terwijl ik een kwartier voldoende vind. Het effect van zijn rust op mijn gejaagdheid – dat is prettig. In die zin brengt hij mij veel en ik hoop dat ik hem ook iets breng.’
‘Maar zijn onbevangenheid maakt hem ook wel kwetsbaar. Hij gaat gemakkelijk met anderen het gesprek aan. Als hij naar beneden gaat om een biertje te halen, dan laat ik hem alleen gaan. Maar stel dat iemand tegen hem zegt: luister eens, ik heb hier een pil, die moet je gewoon nemen, dan geniet je meer van de wedstrijd… Hij is heel zelfredzaam, maar daardoor zien anderen die andere kant niet – of juist wel… Dus daarvan moet ik me altijd vergewissen. Dat zit ook in een begrip als eigen kracht, of zelfredzaamheid. Er zit ook een andere kant aan.’

Als je de ontmoeting aangaat, neem je ook een verantwoordelijkheid op je?

‘Precies, als hij te laat terug is met zijn biertje, word ik ongerust en ga ik toch naar beneden om te kijken waar hij is. Dat gaat gelukkig altijd goed en mensen in het vak waar we zitten, kennen ons inmiddels ook. Maar het blijft een afhankelijkheidsrelatie. Het vraagt prudentie. Als je tegenover iemand met een beperking zit, kun je vanuit jouw eigen ogen kijken wat iemand zelf kan, maar je moet eigenlijk proberen te kijken vanuit het perspectief van degene over wie het gaat. Probeer je te verplaatsen in die ander en vraag je ook af wat hij of zij niet kan. De ontmoeting met Utze is voor mij een spiegel: het laat zien dat hij mooie eigenschappen heeft die wij soms kwijt zijn geraakt, de oprechte interesse die in de haast weleens verdwijnt. En het strecht me in de zin van onthaasten. Maar ik mag er niet vanuit gaan dat hij volledig zelfredzaam is of helemaal op eigen kracht kan deelnemen. Hij blijft kwetsbaar.’

VGN-voorzitter Femke Halsema schreef onlangs in een brief aan de Tweede Kamer dat systeemdwang goede ondersteuning bij meedoen in de samenleving verhindert. Wat vond u daarvan?

‘Mensen passen – gelukkig maar – niet in één wet. Dat geldt ook voor mijn vader met dementie. Die gaat van de Wmo via de Zorgverzekeringswet naar de Wet langdurige zorg en alles loopt door elkaar. Hij maakt een reis door die wetten. Iemand met een beperking maakt niet alleen gebruik van zorg, maar wil ook werken of onderwijs volgen. De opgave voor ons is om in de komende periode een paar knelpunten op te lossen, zoals de kwestie 18-/18+, de aansluiting bij passend onderwijs en schuldhulpverlening.’

Bij 18-/18+ gaat het over mensen die ondersteuning nodig hebben om een plek in de samenleving te vinden, net op het moment dat het speciaal onderwijs en de jeugdhulp stopt.

‘Dus daar zijn we nu mee bezig! Die persoon verandert niet ineens, dus die leeftijdsgrens moet geen schot zijn. Ik vind “systeemdwang” een te negatief woord, het legt de aandacht ook direct weer bij het systeem. Maar we zien wel dat er vraagstukken liggen in de verbinding tussen passend onderwijs, Wmo en jeugdhulp. Die willen we op een praktische manier oplossen, in partnership met de gemeenten en de aanbieders. Laten we geen nieuwe systeemdiscussies voeren, maar met elkaar de praktijk induiken, kijken wat er gebeurt en vragen of dat wel de bedoeling is.’

Het systeem leidt wel tot een explosieve groei in de administratieve lasten. Begeleiders zijn een kwart van hun tijd bezig met verantwoording en zorgorganisaties nemen steeds meer accountants in dienst.

‘Een hardnekkig fenomeen en niet goed voor de doelstellingen van de hervorming van de zorg. Dus het is een serieuze zorg om daar iets aan te doen. Daarom brengen we professionals, cliënten en verstrekkers op regionaal niveau bij elkaar om te horen waar ze last van hebben. Schrapsessies als het ware. Er komen goede voorbeelden uit die wij kunnen verspreiden en er komen knelpunten uit die op ons bordje liggen. Maar vaak is het ook een kwestie van onderling goede afspraken maken. De ervaring met regelarm werken, leert ook dat veel miscommunicatie kan worden opgelost. Soms weet men niet dat het aanleveren van bepaalde gegevens lastig is voor de ander en blijkt het ook helemaal niet zo belangrijk te zijn.’

Het grootste knelpunt zijn nu de gemeenten.

‘Die spelen er een rol bij, als verstrekker. Er zijn enorm veel productcodes, maar er liggen nu standaarden en ik denk dat die kunnen helpen. Als dat niet snel genoeg gaat zal een lichte vorm van drang vanuit onze kant worden toegepast. Want de discussie gaat niet over de vraag of gemeenten zelf mogen bepalen wie wel of geen maatschappelijke ondersteuning krijgt. Het gaat over doelmatigheid in het uitwisselen van informatie. De standaarden die nu zijn ontwikkeld, moeten nog wel worden gebruikt. We hebben er heel veel vertrouwen in dat dat gaat gebeuren, en anders gaan we een beetje helpen.’

Helpt het VN-verdrag helpen om mensen met een beperking een betere plek in de samenleving te geven?

‘Ja, omdat het vastlegt dat de samenleving toegankelijk moet zijn. En omdat het de rechten van mensen met een beperking verstevigt. Dat ik erin geloof, komt vooral door de reacties in de Tweede Kamer toen het verdrag werd geratificeerd. Op de publieke tribune stonden mensen te huilen. Het verdrag helpt vooral in het verstevigen van het gevoel dat mensen welkom zijn. Laatst was ik op een bijeenkomst in Utrecht, waar de wethouder een prijs uitreikte voor de meest toegankelijke horecaonderneming. Dan zie je dat het VN-verdrag een stimulans is om werk te maken van de toegankelijkheid. Ik hoorde ook een verhaal over iemand met een beperking die naar een museum in Zeeland ging dat niet goed toegankelijk was. Het VN-verdrag was voor hem een stimulans om tegen de directeur te zeggen: mooi museum, maar ik heb er niets aan. Die directeur is toen met hem door het museum gegaan om te kijken wat er aangepast moet worden, zodat het ook voor mensen met een beperking interessant wordt om er naartoe te gaan.’

Gaan jullie ook iets doen?

‘Zeker: we starten in december met een campagne: “Meedoen met een handicap”. Doelstelling is het vergroten van het bewustzijn dat er mensen zijn die als gevolg van hun beperking minder goed kunnen meedoen in de maatschappij. En we willen een handelingsperspectief bieden: wat kun jij doen? Daarnaast komt er een actieplan om de implementatie van het verdrag te stimuleren. Mensen met een beperking zijn daarbij in de lead, maar er zijn ook gemeenten en brancheorganisaties bij betrokken.’

Ook van architecten bijvoorbeeld?

‘Alle branches, bijvoorbeeld ook de horeca. Het VN-verdrag is geen zorgverdrag, het is een mensenrechtenverdrag, waarvan zorg deel uitmaakt. Het gaat over werk, vervoer, onderwijs, vrije tijd.’

Dus gehandicaptenbeleid is niet meer uitsluitend het terrein van VWS?

‘Het kabinet heeft het geratificeerd en alle departementen hebben van tevoren de wetgeving doorgelicht om te kijken wat er moet gebeuren. Van vervoer tot onderwijs en stemhokje – alles is aan de orde geweest.’

Heeft dit ook gevolgen voor het gehandicaptenbeleid van een volgend kabinet?

‘Ik zit niet in de politiek. We moeten de praktische problemen die er zijn met volle kracht aanpakken. Met de hervorming van de langdurige zorg en de ratificatie van het VN-verdrag hebben we de stap gezet van gehandicaptenzorg naar gehandicaptenbeleid.’

Wat kunnen zorgaanbieders doen?

‘In de Wlz en de Wmo zetten we het welzijn van mensen voorop. Wat maakt het leven waardevol? Dat is een ander perspectief. Ook zorgaanbieders hebben de taak om achter mensen te gaan staan en te kijken wat ze nodig hebben. Daarnaast hebben ze een enorme ervaring in het ondersteunen van mensen met beperkingen. Draag dat over aan bijvoorbeeld de middenstand. Wat is je handelingsperspectief om mensen met een beperking te helpen om te kunnen participeren? Vertel dat de zorg is gedeïnstitutionaliseerd, nu wonen er ook mensen met een beperking bij jou in de straat. Vertel hoe kassamedewerkers kunnen reageren als iemand even zijn portemonnee niet kan vinden. In Doorn hebben ze naast een fastkassa ook een slowkassa, voor mensen met een beperking, mensen met dementie, of mensen die zin hebben in een praatje. In de verbinding tussen de zorginstelling en de maatschappij ligt een prachtkans.’

‘Het VN-verdrag helpt vooral in het verstevigen van het gevoel dat mensen welkom zijn’

KEES VAN DER BURG

Geboren op 19 juni 1969 in  Gorinchem

1987 – 1992       bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, richting Financieel Economisch                                                    Management
1991 – 2002       diverse (management)functies binnen de directie Begrotingszaken van het Ministerie                                                       van Financiën
2002 – 2005       plaatsvervangend directeur Financieel Economische Zaken bij VWS
2005 – 2009       kwartiermaker/directeur directie Maatschappelijke Ondersteuning en vanaf 2009 tevens                                                 plaatsvervangend directeur-generaal Jeugd en Maatschappelijke Zorg bij VWS
2009 – heden   directeur/directeur-generaal Langdurige Zorg bij VWS

Johan de Koning
Wil je meer weten?
Neem contact op met Johan de Koning

Deze pagina is een onderdeel van: