Achtergrond

Otwin van Dijk: ‘Vertel maar dat je er bent’

03 oktober 2014

Meer ambitie, daarvoor pleit Tweede Kamerlid Otwin van Dijk. De wetsvoorstellen zelf, daar gaat het uiteindelijk niet om. Wel om een inclusieve en toegankelijke samenleving, waaraan ook mensen met een beperking hun steentje bijdragen.

otwin van  Dijk

‘Het zorgdossier is voor mij niet alleen een papieren verhaal’, zegt Otwin van Dijk, Tweede Kamerlid voor de PvdA. ‘Ik neem ook mijn eigen ervaringen mee. Ik heb op mijn achttiende een ongeluk gehad, waarbij ik een nekwervel heb gebroken, met een dwarslaesie als gevolg. Ik moest alles opnieuw leren. ik wilde weer zelf tandpasta op mijn borstel kunnen doen, ik wilde terug naar school, doen wat ik gewend was. En ik liep tegen dezelfde dingen aan als andere mensen met een beperking.’

Toch is het u gelukt Tweede Kamerlid te worden. Welke belemmeringen kwam u tegen?
‘Dat waren er best veel eigenlijk. De reden om de politiek in te gaan had daar ook mee te maken. Na het VWO wilde ik net als ieder ander gaan studeren, maar het openbaar vervoer was toen nog ontoegankelijker dan nu. Ik kon niet met de trein van Duiven, waar ik toen woonde, naar Nijmegen, waar ik wilde gaan studeren. Ik vroeg om een vervoersvoorziening en kreeg als antwoord:nee, dat doen we niet, want je hebt straks toch een uitkering. Anders gezegd: mensen zoals jij zijn niet de moeite waard om in te investeren.’
‘Ik heb toen brieven geschreven aan alle Tweede Kamerfracties en Mieke Sterk van de PvdA stelde er Kamervragen over. Robin Linschoten, die staatssecretaris van Sociale Zaken was, antwoordde dat scholing altijd een ‘arbeidsbevorderend aspect’ heeft – ik vind dat nog altijd een prachtige zin. Door dit eerste wapenfeitje realiseerde ik me dat politiek er toe doet. Dat je obstakels uit de weg kunt ruimen. Ik kreeg een taxivergoeding voor drie keer per week.’
‘Nou komt iedereen in zijn leven obstakels tegen. De kunst is om je daar niet door uit het veld te laten slaan en goed na te denken over wat je eigenlijk zelf wilt. Wat vind ik nou leuk? Wat kan ik goed? Waarvoor moet ik aan de overheid of mijn omgeving hulp vragen en wat kan ik zelf? Ik houd wel van een assertieve houding bij mensen met een beperking. Vertel maar dat je er bent, ga het gesprek aan.’

Doen ze dat te weinig?
‘Nee, maar als mensen, zoals ik, zelf hun broek op kunnen houden, is het zonde van het geld en het talent om daar geen gebruik van te maken. Het heeft me altijd verbaasd dat we in Nederland zo lang doen over het aanpassen van het openbaar vervoer. Het kost volgens mij heel veel geld om allerlei aangepaste busjes achter een halflege streekbus aan te laten rijden. Als mensen met een beperking met het openbaar vervoer kunnen reizen, kom je elkaar letterlijk tegen. Een inclusieve samenleving is een toegankelijke samenleving.’
‘Voordat ik Kamerlid werd, was ik voorzitter van de stuurgroep “Alles toegankelijk”. De ondernemers die daarin zitten beschouwen mensen met een beperking niet als kostenpost. Een mooi voorbeeld is het Cobra Museum, dat niet toegankelijk was. Ze dachten: tien procent van de mensen heeft een beperking. Als we ons beter instellen op toegankelijkheid, krijgen we misschien tien procent meer omzet. Maar bijna niemand gaat in zijn eentje naar het museum! Dus de omzet steeg geen tien procent, maar twintig of dertig! Je kunt dus geld verdienen aan mensen met een beperking. Als je niet toegankelijk bent, laat je omzet liggen.’

U bewondert Joop den Uyl, omdat hij oog had voor het grote verhaal. In de Kamer gaat het nu over de Wmo, de Jeugdwet, de Wet langdurige zorg, de Participatiewet en de regeling Passend Onderwijs. Is het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking misschien het grote verhaal daarachter?
‘Ja, met als ondertitel: we werken toe naar een inclusieve samenleving, waarin voor iedereen een plek is en waaraan mensen met een beperking bijdragen naar eigen kunnen.  Den Uyl verbond het grote verhaal aan de kleine verhalen aan de keukentafel. In de huidige politiek hebben we het over maatregelen, inkoopprocessen en monitors. Dat is allemaal heel belangrijk, maar je zou bijna vergeten dat al die hervormingen van de langdurige zorg en de sociale zekerheid niet alleen gaan over de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. We moeten terug naar het gezond verstand in de zorg: zeggenschap bij mensen met een beperking en ouderen. Dat bespaart ook geld. Van een lijstje maatregelen wordt niemand warm.’

Wat vindt u van de wetsvoorstellen voor de invoering van het VN-verdrag in Nederland?
Het is natuurlijk a bloody shame dat Nederland nog niet eerder geratificeerd heeft, maar beter laat dan nooit. Maar uiteindelijk gaat het om het actieprogramma dat eronder ligt. Hoe gaan we ervoor zorgen dat het tot veranderingen in de samenleving leidt? Zo’n programma heb ik nog niet gezien. Ik snap ook dat Nederland in 2015 niet ineens toegankelijk is, maar het begint met je ambitie. Zit er een beweging onder die leidt tot emancipatie van mensen met beperkingen?’

Volgens de memorie van toelichting wil het kabinet werk wil maken van een inclusieve samenleving, maar iets verderop staat dat er geen inclusief onderwijs wordt afgedwongen.
‘Nee, maar in het passend onderwijs moeten scholen kinderen wel toelaten.’

Scholen kunnen speciaal onderwijs aanbieden. Als ouder moet je sterk in je schoenen staan om dan te zeggen: ik denk dat regulier onderwijs beter is voor mijn kind.
‘Dat is waar. Misschien blijven er uitzonderingen, maar als je daarmee begint komt de ambitie om inclusief onderwijs en een inclusieve samenleving vorm te geven niet tot bloei.’

Andere landen beschouwen speciaal onderwijs als een vorm van segregatie. De meeste leerlingen komen uit armere milieus, ze leren minder dan in het reguliere onderwijs, dragen hun verdere leven een stempel, zijn minder aantrekkelijk op de arbeidsmarkt, wat weer leidt tot armoede…
‘Ik vind niet dat het speciaal onderwijs helemaal in de ban moet, want je moet ook oppassen dat je kinderen in het regulier onderwijs niet keihard tegen de deur laat lopen. Dan komen ze ook niet verder. Maar kinderen die je apart zet, omdat het dat moment heel veilig is, moeten daarna toch een plekje vinden in de samenleving. Als je in het onderwijs leert dat je anders bent - in mijn geval dat ik rol, anderen hebben misschien iets in hun bol - kan dat je weerbaarder maken. En dat helpt om straks een plek in die samenleving te vinden. De ambitie moet zijn dat we het onderwijs daarop gaan inrichten, want uiteindelijk is dat beter voor zowel de samenleving als mensen met een beperking zelf.’

In landen waar de gehandicaptenzorg eerder werd gedecentraliseerd en gemeenten verantwoordelijk werden, zoals Engeland en Scandinavië, ontstaan nieuwe kleine instituten, waar de kwaliteit afneemt en de groepen groter worden. Hoe voorkomen we dat in Nederland?
‘Decentraliseren is geen doel op zich. We willen ons beter richten op mensen in hun omgeving. Dat regel je niet met zorg in een pakketje. Je moet wonen en zorg op elkaar afstemmen, ervoor zorgen dat er arbeidsplaatsen zijn en dat  de sportclub toegankelijk is. Die samenhang bereik je alleen op gemeentelijk niveau. En ik geloof heel erg in het belang van kleinschalige woonvormen. Ik was laatst bij Arduin, daar wonen zes of zeven mensen met elkaar in één huis. Door een storm was er iets van het dak gewaaid. De buurman was toen bezorgd om zijn buren. Als hij naast een grote instelling had gewoond, dan had hij waarschijnlijk gedacht: daar zorgt wel iemand voor. Misschien kunnen we ons voordeel doen met ervaringen in die Scandinavische landen en profiteren van de wet op de remmende voorsprong.’

Uit gegevens van het meldpunt van de VGN blijkt dat gemeenten in de uitvoering van de Wmo nu al proberen kortingen op te leggen, die oplopen tot 65 procent!
‘Tegen zulke gemeenten zeg ik: please explain! Iedereen snapt dat het moet met een bepaald budget, maar op het moment dat je inkoopproces dominant wordt, mis je de slag. Je begint met de vraag: wat wil iemand precies? En je moet met zorgaanbieders in gesprek gaan: dit is het budget en dit moet gebeuren. Hoe gaan we dat doen? Sommige zorgaanbieders hebben veel meer overhead dan anderen. Waarom is dat?’

Dus ook gemeenten moeten beginnen met het formuleren van hun ambitie?
‘Ja. En daar zijn ze al jaren mee bezig. Toen ik nog wethouder in Doetinchem was, had ik allerlei gesprekken met aanbieders: wat zijn onze doelen? Hoe krijgen we een inclusieve samenleving? Hoe rammen we de overdreven verantwoording eruit? Ik hoop dat we onze lessen hebben geleerd uit de introductie van de Wmo in 2007. Het moet met minder geld, maar we moeten niet proberen de uurtarieven van bestaande ondersteuning uit te knijpen en te kijken of er nog een keer een halve euro vanaf kan. Gemeenten en zorgaanbieders moeten de bedrijfsprocessen en de inhoud van de ondersteuning zelf echt anders gaan inrichten. Je moet veel meer aansluiten bij de kwaliteit van bestaan. En ik ben ervan overtuigd dat je daarmee bespaart.’

In mei twijfelde u erover of de Wet langdurige zorg wel in 2015 kan worden ingevoerd. In Zorgvisie noemde u het een ‘ouderwetse instellingswet’. Wat vindt u nu?
‘De Wlz wordt het sluitstuk van de hervormingen genoemd, dat vind ik geen gelukkige term. Deze wet gaat over mensen voor wie de langdurige zorg ooit is bedoeld, mensen met een intensieve zorgbehoefte. Als het gaat over hun emancipatie, dan zijn er nog wel wat slagen te maken. Mensen die onder de Wmo vallen, wonen vaak thuis, maar bij deze doelgroep zie je heel grote verschillen in wat ze uit hun leven halen en hoe zorgaanbieders hen daarbij ondersteunen.’
‘De Wlz is op een aantal punten een verbetering: het zorgplan wordt wettelijk verankerd, het persoonsgebonden budget eindelijk ook. Maar vergroot deze wet ook de zeggenschap en de kleinschaligheid? En worden de overheadkosten teruggedrongen? De staatssecretaris wil de Wlz nu gefaseerd in werking laten treden. Met de goede dingen beginnen we alvast, de rest vergt nog wat uitwerking. Laten we het zo verstaan, dat mijn oproep daartoe heeft geleid. Laten we de tijd gebruiken om onderwerpen als persoonsvolgende bekostiging verder uit te werken. Ik ben voor invoering daarvan, maar wel op een manier dat je zorgaanbieders uitdaagt. Eigenlijk wil ik het revaliderend karakter terug in de zorg. Mensen die straks onder de Wlz vallen zullen levenslang afhankelijk zijn van zorg, maar toch wil je een prikkel tot ontwikkeling en empowerment. Ik zoek naar zo’n prikkel.’

De VGN pleit ervoor dat de Wlz zich nadrukkelijker richt op mensen met een beperking, niet op ouderenzorg. Wat vindt u daarvan?
‘Ik ben het daarmee eens. Gehandicaptenzorg is echt iets anders dan ouderenzorg. Ik ben nog niet zover dat ik zeg: ouderenzorg moet naar de Zorgverzekeringswet, maar voor die beide sectoren moet een apart ontwikkeltraject komen. Misschien moet ouderenzorg meer aansluiten bij die samenwerkingsregio’s die er nu zijn voor de Wmo en de Zorgverzekeringswet. In de gehandicaptenzorg gaat het om een beperkter aantal mensen en uitvoeringsverschillen per regio kan niemand me goed uitleggen. Dus het lijkt me onvermijdelijk dat de ontwikkeling leidt naar een aparte landelijke regeling voor deze groep, die ook landelijk wordt uitgevoerd.’

Johan de Koning
Wil je meer weten?
Neem contact op met Johan de Koning