Achtergrond

Quality time

23 mei 2017

Vragenlijsten invullen, daar werd je niet vrolijk van. Maar in het nieuwe Kwaliteitskader ontdekken de medewerkers van De Parabool, met behulp van een spel, wat hun cliënten echt willen. ‘Bij Lucia zijn, dat is mijn droom.’

document

Stralend zit William Coenen aan de eettafel van Inloophuis de Eik van De Parabool in Deventer. Voor hem ligt een groot vel papier, met foto’s, teksten en een kleurplaat. ‘Dit ben ik!’, zegt hij, terwijl hij naar een foto midden op het vel wijst. ‘Met Lucia. Lucia is mijn vriendin. En dit is lego van Star Wars. Dat is mijn droom, lego van Star Wars kopen. En bij Lucia zijn. Dat is ook mijn droom.’
Coenen heeft het vel papier spelenderwijs gemaakt, samen met zijn begeleidster Kristel Broekhoff. De Parabool was een van de 24 proeftuinen voor het vernieuwde kwaliteitskader en op deze manier geeft deze organisatie invulling aan een van de onderdelen ervan. Dit vernieuwde kwaliteitskader bestaat uit drie bouwstenen: het zorgproces rondom de individuele cliënt; onderzoek naar cliëntervaringen; en zelfreflectie in teams. Op basis van die bouwstenen schrijven zorgorganisaties ieder jaar een bondig kwaliteitsrapport. Voor het rapport gebruiken ze ook andere relevante bronnen, zoals een onderzoek onder medewerkers. En ze beschrijven welke verbeteringen er nodig zijn en wat de bevindingen zijn van een extern visitatieteam over het rapport.
‘Mijn cirkel’ vormt de kern van het spel van De Parabool. Het bestaat uit een aantal onderdelen: dit ben ik; dit is mijn netwerk; dit is mijn droom; dit gaat er goed; en dit kan er beter. Broekhoff: ‘Voor William zijn dat best abstracte onderwerpen. Daarom heb ik er goed over nagedacht hoe ik die vragen voor hem kan formuleren.’ Coenen: ‘Ik kan goed muziek maken en handvaardigheid kan ik ook goed. En boodschappen doen: yoghurt, cruesli, ontbijtkoek en een biertje voor in het weekend. En ik kan heel goed de begeleiders plagen.’

Een relatie

Broekhoff : ‘Door het spel ontdekten we dat William veel kan met foto’s, teksten en picto’s. Daarom hebben we nu een medicatielijst visueel gemaakt en die tekent hij zelf af.’ Coenen: ‘Ja, eerst de pillen, dan dertig minuten wachten, dan het poeder in een glas water. Opdrinken. Dat heb ik geleerd. Dat is leuk om te doen.’
Een ander nieuw onderwerp is het hebben van een relatie. Broekhoff: ‘William heeft aangegeven dat zijn relatie erg belangrijk voor hem is. Dat zie je ook terug op zijn poster. Hij staat met zijn vriendin op de foto en zijn droom is bij zijn vriendin zijn. Hij vindt het leuk om met ons in gesprek te gaan over zijn relatie. Coenen: ‘Als ik bij Lucia ben, gaan we samen een broodje eten. En Lucia komt ook bij mij op bezoek. Ik zet dan de koffie klaar.’
Voor Broekhoff is het prettig werken met het spel: ‘Je luistert beter naar elkaar. Sommige dingen kan William zelf niet zo goed verwoorden. Hij had bijvoorbeeld altijd alle lichten aan in zijn kamer. Dan dacht ik: wat zonde van de energie, en ik deed ze weer uit. En dan riep hij: nee! Door het spel begrijp ik waarom: hij is bang in het donker. Dit gaat verder dan gewoon even praten, je spreekt elkaar heel gericht, een-op-een en je maakt het tastbaar op papier.’

De bedoeling

Josien van Baalen, kwaliteitscoördinator bij de Parabool, stond aan de wieg van het spel. ‘Ik werk hier nu twee jaar en een van de eerste dingen die ik van mijn collega overgedragen kreeg, was het invullen van de vragenlijsten voor het “oude” kwaliteitskader. Mán, daar word je niet vrolijk van. Ik heb het braaf gedaan. Maar toen de oproep kwam om mee te doen aan de proeftuinen, dacht ik meteen: dát is leuk. Het vernieuwde kader is regelarm, het sluit mooi aan bij bijvoorbeeld de theorie van Andries Baart over aanwezigheid in plaats van protocollen, waar we toch al mee bezig waren. En het gaat terug naar de bedoeling, precies wat wij ook graag wilden.’
De Parabool begon eigenlijk heel eenvoudig. Met een projectgroep die gewoon aan de slag ging. Van Baalen: ‘We zeiden: wat is belangrijk? Dat het leuk en tastbaar is voor de cliënt. We zijn heel houtje touwtje gaan tekenen, de basis van de vragen die nu nog in het spel zitten. Vervolgens hebben we een stapel kaartjes gemaakt om de onderliggende vragen concreter te maken. Toen zijn we gaan vormgeven en drukken en hebben we in de organisatie gezegd: probeer dit met zo veel mogelijk mensen te doen en geef ons feedback.’

Zwemmen

De reacties waren overwegend positief. Van Baalen: ‘We hebben het spel doorontwikkeld en we hebben steeds toegelicht hoe het werkt. Op basis van de feedback hebben we een handleiding gemaakt. De kaartjes hebben we vervangen door “Mijn menukaart”, waarin alle thema’s uit het persoonsbeeld van het ondersteuningsplan staan. Zoals zintuiglijke waarneming, lichamelijk welbevinden en zelfstandigheid. Die kaart neemt de medewerker door, ter voorbereiding op het gesprek. Op die manier worden niet alleen de onderwerpen besproken die de cliënt zelf aandraagt, maar ook onderwerpen die wij belangrijk vinden vanuit onze visie op goede ondersteuning.’
De dromen die een cliënt heeft, worden gecombineerd met wat er goed gaat en wat er beter kan en daar rollen dan concrete plannetjes uit. Het liefst met inzet van het netwerk, dat op een netwerkcirkel ook in kaart wordt gebracht. Josien: ‘Een cliënt heeft bijvoorbeeld gezegd dat zijn droom is om het zwembad hier in Deventer te kopen. We vroegen door en toen bleek dat hij vaker wilde zwemmen. Vervolgens kunnen wij zeggen: en wie uit de cirkel zou dan met je mee kunnen? Ome Jan misschien? Dat is toch geweldig.’

Elk jaar beter

De teamreflecties bij De Parabool draaien om dezelfde vragen als de gesprekken met de cliënten: wat willen we; wat gaat er goed; en wat kan er beter? Josien: ‘Je kunt de uitkomsten van die verschillende gesprekken daardoor ook goed vergelijken. Wat nu al opvalt in de analyses is dat bijvoorbeeld het onderwerp seksuele voorlichting weinig aan bod komt in de teamreflecties. Dat is iets om goed naar te kijken. Hoe kan dat? Speelt het niet? Is het een lastig onderwerp? Daar kunnen we dan weer wat mee. Zo word je ieder jaar beter.’
Dat is ook precies de bedoeling, vindt Martin Boekholdt, voorzitter van de stuurgroep van het vernieuwde kwaliteitskader. ‘Dit nieuwe kwaliteitskader vraagt van teams reflectie op wat ze doen. Dat waren we een beetje kwijtgeraakt in onze drang tot rationaliseren en categoriseren. Dat nieuwe karakter van het kader is echt een doorbraak, en er is ook draagvlak voor. We komen uit een traditie die sterk kwantitatief georiënteerd is, maar dat betekent ook dat deskundigen de categorieën bepaalden. Nu hebben we de omslag gemaakt naar de cliënten. Hun visie op een plezierig leven is het vertrekpunt. De informatie die zo bovenkomt, moet verwerkt worden in het ondersteuningsplan en ook dat is nieuw.’
Voor De Parabool is dat laatste nog wel een pijnpuntje. Van Baalen: ‘We zien het spel als voorbereiding op de jaarevaluatie. En we voegen de uitkomsten toe aan het elektronisch cliëntendossier, maar dat is nog als een bijlage. We kunnen helaas nog geen rapportage van de uitkomsten van het spel genereren uit het elektronisch cliëntendossier. Dat is technisch zo ingewikkeld. Daar gaat tijd overheen.’

Zorginstituut

Even terug naar het officiële deel: het vernieuwde kwaliteitskader is inmiddels ingediend bij het Zorginstituut Nederland. De planning is dat het Zorginstituut voor 1 juni heeft bepaald dat het nieuwe kader een veldnorm is en daarmee verplicht. Het nieuwe kader is dan een onderdeel van het zorginkoopbeleid voor 2018.
De leden van de VGN zijn vooruitlopend hierop al aan de slag gegaan en stellen hun kwaliteitsrapport over 2017 op volgens het nieuwe kwaliteitskader. Dat rapport moet op 1 juni klaar zijn. De vragenlijst is daarmee komen te vervallen. De VGN organiseert bijeenkomsten en heeft veel contact met instellingen om hen te begeleiden bij de overgang.
Rond de 24 proeftuinen is een community gemaakt met een steeds grotere groep van meekijkers, organisaties die nu vast willen leren en vragen stellen aan de 24 proeftuinen. Projectleider Mariëtte Stokking: ‘Het is verstandig om nog voor de zomer te beginnen met de vragen: hoe gaan we dit doen, en wat willen we eruit halen? Daardoor weet je welke investering je als organisatie moet doen en wat er van de teams gevraagd wordt. Vervolgens zouden in november de teamreflecties afgerond moeten zijn, zodat in februari of maart het rapport klaar is. Dan kunnen vervolgens de reflecties van geledingen zoals de cliëntenraad, de OR en de raad van toezicht en de bevindingen van de externe visitatiecommissie er nog in meegenomen worden.’
Over het proces tot nu toe is Boekholdt meer dan tevreden. ‘De 24 proeftuinorganisaties hebben echt keihard gewerkt en zijn alle afspraken nagekomen. En alle externe partijen hebben zich eraan gecommitteerd. De staatssecretaris heeft tijdens een slotbijeenkomst zijn bewondering uitgesproken. Ik merk dat instellingen van elkaar aan het leren zijn, ook dat is bijzonder, dat zal leiden tot een nog verdere verbetering van de rapporten.’
De Parabool heeft gekozen voor een vrij kort rapport. Van Baalen: ‘Dat is denk ik ook een van de succesfactoren. Dat we gezegd hebben: het moet kort zijn, aantrekkelijk om te zien, interactief en ook aansprekend voor cliënten en hun verwanten.’

Nagellak

Bij De Parabool, woonvorm Oerdijk staat Astrid Greiving in de deuropening. Haar armen recht naar voren. ‘Hoe vind je mijn nagellak? Mooi hè?’ Greiving gaat voor naar haar kamer. Daar laat ze haar cirkel zien. Het staat vol plaatjes van nagellak. Want dat is belangrijk in haar leven. Greivings droom is om elke vrijdag vrij te zijn. ‘Dan kan ik uitslapen. Ik word moe van werken’. Begeleidster Tessa Wispels begrijpt dat. ‘Astrid wordt ouder. Daarom hebben we overlegd met de werklocatie welke afspraak we hierover gaan maken. Kunnen we eens kijken hoe dat bevalt.’
In Greivings leven gaat al veel goed. Greiving: ‘Ik kan al op tijd douchen en op tijd opstaan. En ik kan meer bewegen. Ik heb al 687 keer gefietst. Maar luister goed. Er kan ook iets beter. Het haar van Tessa.’ Wispels: ‘Ik heb mijn haar bijna altijd in een hoge staart. Laatst had ik het een keer anders, en toen was Astrid in de war. Ben jij Tessa wel, vroeg ze me. Astrid heeft behoefte aan rust en duidelijkheid. Dus we hebben afgesproken dat ik mijn haar vanaf nu altijd in een hoge staart heb.’
Wat er ook beter kan: hoe twee andere cliënten zich gedragen. Wispels: ‘Er komen echt wonderlijke dingen uit het spelgesprek. Bijvoorbeeld dat Astrid echt bang is voor twee bewoners die beginnen te dementeren en in de war zijn. Tijdens het gesprek kwam ik erachter dat dit ook te maken heeft met het leven van Astrid zelf. Haar moeder raakte ook in de war. En dat was heel naar voor Astrid. Dat had ik zonder dit gesprek niet zo specifiek geweten. Heel eerlijk: toen ze in de organisatie begonnen over dit spel, dacht ik: weer wat nieuws, nog meer werk. Maar dit doe je sámen met je cliënt. Het is heel waardevol en leuk, echt quality time.’

Foto's: Stijn Rademaker

Deze pagina is een onderdeel van: