Achtergrond

Waarnemen, interpreteren, reageren

05 augustus 2014

Gedragsproblemen kunnen zich op dezelfde manier uiten, terwijl de oorzaak verschilt. De uiteenlopende manieren waarop mensen sociale informatie verwerken, speelt daarbij een rol. Dankzij een nieuwe test kan de behandeling beter worden afgestemd op het individu.

Stel je voor: het is een warme zaterdagochtend, erg druk in de winkels, en je staat al bijna tien minuten met drie volle boodschappentassen op je beurt te wachten bij de bakker. Over een kwartier moet je thuis zijn voor een afspraak. Eindelijk sta je vooraan. Een verkoopster roept: ‘Wie is de volgende?’ Op het moment dat jij naar voren wilt stappen om je bestelling te zeggen, hoor je van links: ‘Goedemorgen, twee tijgerbruin alstublieft.’
Deze mevrouw kwam absoluut later binnen dan jij. Wist ze dat? Eigenlijk was er geen duidelijke rij in de winkel zichtbaar. Deed ze het nu expres? Maar jij hebt haast. Wat doe je?
Zou je niets zeggen, want de verkoopster is nu toch al bezig? Of boos worden, want dit is wel asociaal van die vrouw? Of rustig zeggen dat jij nu eigenlijk aan de beurt was? Je kunt je voorstellen dat je deze opties afweegt en dat je keuze afhankelijk is van de persoon die naast je staat, en de ervaring die je mogelijk eerder hebt opgedaan in een vergelijkbare situatie. De vorige keer dat je er iets van zei, kreeg je een enorme uitbrander van die persoon, dus ditmaal houd je mooi je mond dicht. Alle stappen die hier beschreven worden, maken deel uit van een cognitief proces, dat we ook wel sociale-informatieverwerking (SIV) noemen.
Eerlijk
Sociale-informatieverwerking gaat over de manier waarop situaties met andere mensen worden waargenomen en geïnterpreteerd, en hoe er wordt gereageerd. Informatie over een andere persoon wordt geïnterpreteerd: iemand dringt voor, en dat deed hij wel of niet expres. Vervolgens creëert de eerste persoon een doel voor zichzelf en een mogelijke reactie op de ander. Het kan zijn dat hij ervoor wil zorgen dat het eerlijk gaat, dan kan hij zeggen hij zelf aan de beurt was.
Maar voordat het gedrag ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, worden verschillende reacties overwogen, soms bewust en soms onbewust: misschien is het een minder goed idee is om tegen de ‘voordringer’ in te gaan, als deze overkomt als een opvliegend, agressief figuur. Na het overwegen van de beste optie, wordt het gedrag uitgevoerd in de sociale situatie.
Dit cognitieve proces rondom het verwerken van sociale informatie en het oplossen van problemen met andere mensen, is vervlochten met onze dagelijkse bezigheden. Bij een foute of negatieve verwerking van deze informatie, kan dit leiden tot negatief of zelfs agressief gedrag: als je ervan overtuigd bent dat de ander expres wilde voordringen, kun je daar sneller boos van worden.
Diagnostisch instrument
Kennis van het cognitieve proces wordt steeds meer benut in de hulpverlening.
In de dagelijkse behandeling en begeleiding van kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking of gedragsproblemen, wordt veel herkend vanuit theorieën over sociale vaardigheden en sociale-informatieverwerking. Cognitieve gedragstherapie voor deze jeugd bevat ook vaak elementen er uit. En hulpverleners erkennen het belang van kennis over het cognitieve proces. Echter, er bestaat tot op heden geen diagnostisch instrument waarmee je de individuele vaardigheden op het gebied van sociale-informatieverwerking goed kunt meten, en waarvan de betrouwbaarheid en validiteit goed is vastgesteld.
Vanuit verschillende praktijkinstellingen is daarom de vraag ontstaan naar een diagnostisch instrument dat sociale vaardigheden meet bij kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking, bij wie vaak gedragsproblemen voorkomen. Daarom is een consortium opgericht in samenwerking met wetenschappelijke onderzoekers. Tevens is de behoefte aan een dergelijk instrument geuit vanuit instellingen voor jeugdzorg en jeugd-GGZ, waar ook behandeling en begeleiding wordt verleend aan jeugd met gedragsproblemen. In een groot samenwerkingsverband wordt daarom nu de digitale, diagnostische Sociale-informatieverwerkingsTest (SIVT) ontwikkeld.
Behandeling
Binnen dit project is het doel om voor elk onderdeel van de sociale-informatieverwerking – zoals waarnemen, interpreteren en reageren – de individuele vaardigheden te meten en deze af te zetten tegen algemene en groepspecifieke normen. Er is zowel een SIVT-kinderversie, als een adolescentenversie ontwikkeld. Tevens worden sociaal-cognitieve vaardigheden meegenomen, die van belang zijn bij het verwerken van alle informatie, zoals het kunnen richten van je aandacht, of je eigen impulsen kunnen inhouden, of het herkennen van andermans emoties.
Wanneer de individuele sterke en zwakke punten rondom het verwerken van sociale informatie en het probleemoplossend vermogen kunnen worden vastgesteld, kan de behandeling vervolgens ook worden toegespitst op deze punten. De uiting op het niveau van gedrag lijkt misschien hetzelfde - agressief en antisociaal gedrag - echter het punt waarop behandeld moet worden is per individu verschillend.
Sommige kinderen reageren agressief omdat zij de wereld en de mensen daarin steevast interpreteren als vijandig en gemeen: ‘Ja hallo, hij is gemeen! Ze moeten altijd mij hebben!’ Andere kinderen zijn misschien wel in staat om het probleem goed te herkennen, of de situatie te interpreteren, maar zij hebben nooit eerder een andere oplossing dan ‘agressie’ aangeleerd: ‘Nou, dan stomp ik hem toch gewoon. Of anders trap ik, kan ook.’ In dat geval is het repertoire aan responsen van deze kinderen niet toereikend om zich te kunnen aanpassen in een sociale situatie.
Daarnaast is gebleken dat kinderen met gedragsproblemen de agressieve reacties ook vaak positief evalueren, en zichzelf hoog competent achten in het uitvoeren van agressie: ‘Oh, ze weten dat ze zo niet bij mij moeten doen, want ik sla ze gelijk, dat kan ik goed.’ Tevens is te verwachten dat wanneer kinderen andermans emoties niet goed kunnen herkennen, het correct interpreteren van de situatie een stuk lastiger wordt: ‘Is hij nou boos of verdrietig?’ Daarnaast heeft een kind als basisvoorwaarde nodig dat het in staat is om zichzelf soms in te houden, anders is de klap al uitgedeeld voordat het kind de situatie zelf heeft overdacht. In al deze stappen van het cognitieve sociale-informatieverwerkingsproces kan een verstoring bestaan, die verschilt per individu, maar vaak dezelfde uitkomst heeft: agressie en antisociaal gedrag.
Filmpjes
Om een diagnostisch instrument te ontwikkelen dat zowel wetenschappelijk goed is onderbouwd, als praktisch bruikbaar en aantrekkelijk voor de doelgroep, is gebruik gemaakt van filmpjes. Zes voor kinderen en zes voor adolescenten. In elk filmpje wordt een sociale probleemsituatie getoond, nagespeeld door acteurs en geproduceerd door regisseuse Liseth Medema. Er bestaan filmpjes met probleemsituaties betreffende leeftijdgenoten, bijvoorbeeld over een kind dat wordt buitengesloten, en filmpjes waarin het kind of de adolescent in relatie staat tot een volwassene, zoals een moeder of leerkracht. De situaties in de filmpjes laten mensen met met verschillende intenties zien, om te kunnen meten of kinderen die correct interpreteren: duidelijk gemeen en expres; duidelijk per ongeluk; of ambigue.
Daarnaast worden zowel simpele relaties tussen twee personen getoond, als complexe situaties met veel personen en geluid. Aan de hand van de filmpjes worden vragen gemaakt, die alle stappen van sociale-informatieverwerking in kaart brengen. Kinderen en jongeren mogen voornamelijk zelf op de iPad werken, bij enkele vragen moet een testleider het verbale antwoord scoren en invoeren op de iPad. Daarna krijgen de deelnemers spelletjes te doen op de iPad, waarin zij emoties van foto’s moeten herkennen, en waarmee cognitieve vaardigheden zoals aandacht en geheugen worden getest.
App
Om mee te gaan met de moderne ontwikkelingen is gekozen voor het gebruik van een applicatie op de iPad. De sociale-informatieverwerkingstest zal dus gedownload kunnen worden als een App, die vervolgens geheel digitaal en automatisch data uploadt en analyses maakt. Gedurende de onderzoeksperiode van 2014 tot 2016 kan al een rapport worden gegenereerd met individuele scores, die vervolgens in de diagnostiek kunnen worden meegenomen. Na de onderzoeksperiode is het de bedoeling dat normen worden ontwikkeld die in het digitale analysesysteem worden opgeslagen. Vervolgens kan elke individu per vaardigheid worden afgezet tegen verschillende normen die gerelateerd zijn aan het niveau, de leeftijd en de doelgroep.
In oktober tot december 2013 is een eerste pilotstudie uitgevoerd bij 55 deelnemers in instellingen binnen het consortium en scholen voor speciaal en regulier onderwijs. Aan de hand van de ervaringen gedurende deze pilot is een eerste aanpassing aan het instrument gedaan. De directe feedback van de deelnemers is hierin meegenomen. Vragen zijn anders geformuleerd, stimuli zijn aangepast, en het design is op de schop genomen. Een hoop relevante aanpassingen!
In april 2014 is een tweede pilot studie gestart bij deelnemers vanuit het consortium, instellingen die zijn aangesloten bij het Landelijk Kenniscentrum LVB, de jeugdzorg en jeugd-ggz, en scholen voor speciaal en regulier onderwijs. Hierin wordt een aantal vragen, filmpjes en taken nogmaals getest en verbeterd, om tot een definitieve versie voor de hoofdstudie te komen.
Die hoofdstudie start in september 2014 en loopt door tot in 2016. In die periode kan al met de SIVT worden gewerkt in diagnostisch onderzoek. Met hulp van instellingen en scholen willen we grote aantallen deelnemers vinden, verschillend in leeftijd, IQ en gedrag.  Aan de hand van zo’n grote spreiding kunnen specifieke worden gecreëerd, waarmee de kinderen en jongeren zo goed mogelijk kunnen worden geholpen.