Achtergrond

Afgekeurd

24 september 2013

Arbeidsongeschiktheid is in de wereld waar Markant over schrijft een bekend gegeven. Mensen met beperkingen passen immers moeilijk in het gareel van de arbeidsmarkt. Een werknemer heeft zich naar de eisen van een baan te voegen – een baan plooit zich niet gauw naar de belemmeringen van de beoefenaar.

Maar is een arbeidsongeschikte werkelijk arbeidsongeschikt? Er zijn talloze voorbeelden van mensen die geen baan meer kunnen uitoefenen, maar zich buitengewoon verdienstelijk maken voor de samenleving met los-vaste werkzaamheden waarin zij hun inzet in overeenstemming kunnen brengen met hun fysieke of mentale mogelijkheden en onmogelijkheden. Daarom is ‘arbeidsongeschikt’ een fout woord. De arbeidsmarkt kan ongeschikt zijn voor mensen met beperkingen, maar die laatsten kunnen vaak nog allerlei werk op maat aan.
‘Arbeidsongeschikt’ is ook een term die mensen afschrijft. ‘Het voelt vaak als een stempel: onbruikbaar voor de buitenwereld’, zegt arbeidspsycholoog Ingrid Smit in het blad UWV Perspectief. Alsof men niet meer mag deelnemen aan de maatschappij. Niet voor niets heet een arbeidsongeschiktheidsverklaring in de volksmond ‘afkeuring’.
Een maatschappij hoort mensen niet tot tweederangs te degraderen. Dat irriteert me ook persoonlijk, nu ik zelf de status van afgekeurde bekleed. ‘Redacteur van HP/De Tijd’ stond er altijd boven of onder deze column. Maar dat ben ik sinds kort niet meer, want fysiek ongerief is de eisen van die baan meer en meer gaan ondermijnen. Nu staat er naast mijn naam ‘journalist’, want dat ben ik nog wél: ik denk, lees, kijk, weeg af en schrijf. Ik ben dus niet arbeidsongeschikt, hooguit is de arbeidsmarkt voor mij geen geschikt werkterrein meer.
‘Welkom bij de Club’, reageerden diverse vrienden die om uiteenlopende redenen de wereld van het betaalde werk al eerder hadden verlaten. Dat is een omvangrijke Club – alleen al de WAO, WIA en Wajong tellen ruim achthonderdduizend klantjes – en toch geniet ze weinig aanzien. Intussen neemt een groot deel van die achthonderdduizend allerlei werk op zich waar de maatschappij wel bij vaart: hulp voor een aftakelend familielid, sorteren bij de kledingbank, klusjes op de zorgboerderij, assistentie bij de voetbalclub of het amateurtoneel, organisatie van een lotgenotengroep. Geschikte lui, die arbeidsongeschikten.