Achtergrond

Dubbele duurzaamheid: Wat levert dit nou op?

29 juli 2015

Als de samenleving mensen met een beperking in staat stelt om te werken, mag dat ook iets opleveren. Dubbele duurzaamheid, heet dat in Nijmegen. Commerciële omzet: zeven ton. Plus een bijdrage aan de samenleving.

De zon schijnt stralend op het terras van de Buurtmarkt in Breedeweg. In een grote kring zitten een stuk of tien dames. Ze drinken thee, cappuccino of koffie en ze wisselen de laatste nieuwtjes uit. Het zijn de leden van een fietsclub die hier wekelijks afspreken.
De Buurtmarkt ligt aan de doorgaande weg en is het kloppend hart van het gehucht bij Groesbeek. Er lopen continu mensen in en uit voor een praatje, een paar boodschappen, of om wat te drinken.

Omzet
Voor een idee van de omvang: de buurtsuper annex lunchroom draait zeven ton omzet op jaarbasis, er worden goedlopende kookworkshops gegeven en de taarten die ze er bakken, vinden hun weg naar verschillende horecagelegenheden in Nijmegen. De wijnboer uit de omgeving verkoopt er zijn producten, net als de kweker en de boer en nog vijftien andere lokale producenten. Handig, want die leveranciers sporen hun klanten weer aan toch vooral boodschappen te doen bij de Buurtmarkt. De buurtraad vergadert in de Buurtmarkt en binnenkort start er een tafeltje-dek-je-project, waarbij mensen uit de omgeving hun tafeltje-dek-je maaltijd gezamenlijk kunnen eten in het café. Er werken 45 mensen, van wie er acht een salaris hebben. De anderen doen vrijwilligerswerk of krijgen een vorm van begeleiding.
De Buurtmarkt is van Pluryn en past precies in de dubbele duurzaamheidsgedachte van de organisatie. Manager Arbeidsparticipatie Eric Tonn: ‘De samenleving stelt mensen met een arbeidsbeperking in staat om te werken. Wij zeggen: dat moet ook de andere kant op werken. Wij moeten ook een bijdrage aan de maatschappij leveren. Niet de hele dag binnen zitten om mozaïek te maken die in het beste geval verkocht wordt, maar een maatschappelijk gewaardeerd eindproduct maken dat echt economische waarde heeft. In een onderneming die ook een sociale functie voor de maatschappij vervult.’

Taarten
En dat is echt een harde eis. Tonn: ‘Hier in Nijmegen heb je banketbakker Strik. Dat is – met een andere bakkerij - dé bakker waar veel horecagelegenheden hun taarten haalden. Inmiddels levert de banketbakkerij van Buurtmarkt Breedeweg ook bij de horeca en bij toonaangevende bedrijven. En dan zeggen mensen: ja, nogal logisch, jullie kunnen veel goedkoper leveren, omdat jullie eigenlijk een zorgaanbieder zijn. En dat is dus echt onjuist. Onze taarten zijn zelfs een beetje duurder dan die van andere leveranciers. Het zijn gewoon erg lekkere taarten, want bij ons werken drie heel goede banketbakkers. Het is heel simpel: taarten bakken leer je niet van iemand met sociale academie, maar van een vakman.’
De zeven ton omzet die de Buurtmarkt draait, is commerciële omzet. Puur door verkoop. De ondersteuning die de organisatie levert aan de mensen die er werken, wordt betaald uit allerlei middelen, van de Participatiewet tot de Wlz en het UWV. Dat komt doordat de medewerkers verschillende achtergronden hebben. Tonn: ‘Er zijn mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, mensen met psychiatrische problemen, mensen die uit een justitieel traject komen, mensen die gewoon lang werkloos zijn. En al die mensen krijgen een leer-werktraject dat is gericht op hun maximale persoonlijke ontwikkeling. Voor de één is dat een betaalde baan, voor de ander het voorkomen van verlies van vaardigheden.’ Die verschillende achtergronden zijn goed voor de bedrijfsvoering. Tonn: ‘Als je allemaal mensen met dezelfde beperking aan het werk hebt, zijn dat mensen die ongeveer dezelfde dingen wel kunnen, maar ook dezelfde dingen níét. Nu vullen mensen elkaar aan, ze kunnen van elkaar leren, en ze leren dat het nodig is om samen te werken om resultaten te boeken.’

Verantwoorde bui
Dat is precies ook de gedachte van Bakkerscafé Brood op de Plank dat zo’n twintig kilometer verderop in Nijmegen ligt. Bedrijfsleider Eva Walraven: ‘We willen met ons team focussen op het leveren van kwaliteit voor onze gasten. Dat lukt gemakkelijker als je een mix van verschillende doelgroepen hebt dan wanneer je grote gemene deler een bepaalde beperking is.’
Angelo Eikenboom werkt bij het Bakkerscafé, hij heeft een verstandelijke beperking en volgt een mbo1-opleiding richting horeca. En hij weet precies wat Walraven bedoelt met kwaliteit. ‘We zijn hier heel beleefd naar de klanten en naar elkaar. We zijn vriendelijk en doen heel erg ons best. We leggen uit hoe de kaart werkt en we vragen netjes of we al kunnen indekken en afruimen.’
Kwaliteit is essentieel volgens Walraven: ‘Mensen komen misschien één of twee keer, omdat ze iets aardigs willen doen voor mensen met een beperking, of omdat ze een maatschappelijk verantwoorde bui hebben, omdat ze de dag ervoor plastic bij het oud papier hebben gegooid. Maar als wij geen goed product bieden, komen ze niet terug.’
En dus bakken ze bij het Bakkerscafé zeven dagen in de week vers brood met alleen biologische ingrediënten, zijn ze continu bezig met de ontwikkeling van nieuwe broodsoorten, maken ze biologisch eten betaalbaar voor mensen uit de buurt door brood van gisteren te verkopen, bezorgen ze per fiets of elektrische rolstoel en is er heel veel snel mogelijk op bestelling. Met succes. Werkten er in de beginjaren drie medewerkers, inmiddels zijn dat er 47. En de onderneming schrijft zwarte cijfers.

Ontmoetingsplaats
Drie grote zorginstellingen stonden in 2008 aan de wieg van het Bakkerscafé: Pluryn, RIBW en Driestroom. Zij sprongen in op de vraag van de gemeente Nijmegen: wie wil er een ontmoetingsplaats creëren op het Dobbelmanterrein? Dat is een voormalig fabrieksterrein waar allerlei doelgroepen wonen en werken. Zo zijn er ateliers voor kunstenaars, verpleeghuiswoningen, dure penthouses, een buitenschoolse opvang en goedkope sociale huurwoningen.
Walraven: ‘Je denkt: dat is een makkie. Maar het liep hier niet vanzelf. Het is een onbekende hoek van Nijmegen en er zit door de ligging geen loop in. Mensen komen hier niet toevallig voorbij. We moesten dus flink lawaai maken én heel goede kwaliteit leveren om te kunnen bestaan. Dat is gelukt.’
Het is een mooi verhaal, van Brood op de Plank. Walraven: ‘We zijn nu zes jaar bezig en voelden eigenlijk allemaal de behoefte om concreet te worden: wat ís dan dat mooie verhaal, wat levert dit op?’ Het Bakkerscafé startte met het transparant maken van de cijfers. Maar dat vond Walraven niet voldoende. ‘We moeten onszelf scherp houden. En daarvoor is meer informatie nodig.’
Impactmeting
Vandaar dat Walraven intekende op de mogelijkheid om een impactmeting te laten doen. Dat is een serieus onderzoek, uitgevoerd door Avance Consultancy Amsterdam naar de effecten van een initiatief. En die effecten worden breder bekeken dan alleen Social Return of Investment. De resultaten bevestigden wat de mensen van het Bakkerscafé al dachten. Het gaat goed: heel goed zelfs. Zo zijn de zorgkosten van mensen die een traject bij Brood op de Plank doen, na het traject 11 procent lager dan ervoor.
Walraven: ‘Dat kan allerlei oorzaken hebben. Mensen met psychiatrische problemen leren door het werk hier bijvoorbeeld herkennen wanneer ze een minder goede fase ingaan, en schakelen dan tijdig een huisarts in. Vóór hun werk hier lukte hen dat minder en kwamen ze soms in crisiszorg terecht. Dat is heel dure zorg.’ En iemand met een verstandelijke beperking leert bij Brood op de Plank bijvoorbeeld boodschappen doen, waardoor hij meer zelfredzaam is, en minder dagelijkse ondersteuning nodig heeft.
Walraven: ‘Tegelijkertijd moeten we wel reëel zijn: we kunnen deze zorgkosten niet terugbrengen naar nul. Het gaat erom dat we mensen verder brengen.’ En in die missie is Brood op de Plank ambitieus. Zo zijn de omzetten van het Bakkerscafé zo hoog, blijkt uit de impactmeting, dat het café zelf nog een bijdrage van 8 procent aan de ondersteuningskosten van medewerkers kan leveren. Walraven: ‘Het geld dat we uit verschillende regelingen krijgen, is niet voldoende om de zorg te leveren die we willen.’
En er kwam meer moois uit de impactmeting. Eigenlijk alle deelnemers aan trajecten vinden na afloop van hun traject een goede plek. Dat kan zijn bij een opleiding, betaald werk of dagbesteding. En buurtbewoners geven aan dat de sociale cohesie in de wijk is toegenomen sinds de komst van Brood op de Plank. Walraven: ‘Het is altijd lastig meetbaar te maken wat onze specifieke invloed daarop is geweest. Hoe was het geweest als hier gewoon een goede groenteboer had gezeten? En toch is het effect er wel. Dat heeft onder meer te maken met onze houding en benadering. Die is heel open.’

Voorwaarden
Wat zijn nou de voorwaarden voor dat succes? Daar heeft Pluryn studie van gemaakt. Tonn: ‘We worden bijna wekelijks benaderd door ondernemers en organisaties met de vraag of we van hun initiatief een maatschappelijke onderneming kunnen maken. Vaak betekent dat concreet dat hun onderneming noodlijdend is en het niet dreigt te redden. Om hen te helpen, hebben we uitgangspunten op papier gezet.’
Het belangrijkste uitgangspunt is dat er sprake moet zijn van échte inclusie. Tonn: ‘Er moet écht werk gedaan worden, waar mensen echt op zitten te wachten.’ Dat was zeker het geval bij de buurtmarkt. Vanaf het begin is de wijkraad erbij betrokken, en toen het initiatief niet door dreigde te gaan, stuurde de wijkraad een brandbrief aan de gemeente en Pluryn. Tonn: ‘Ze vroegen: wat kunnen wij doen om dit toch door te laten gaan, moeten we vrijwilligerswerk doen? Aandelen kopen?’ Die brief was voor de gemeente en Pluryn aanleiding om garant te staan.
Kleinere, meer zakelijke, voorwaarden zijn er ook. Zo moet je zorgen dat je een erkend leer-werkbedrijf bent, dat je geen langlopende verplichtingen in bijvoorbeeld vastgoed aangaat, en moeten je medewerkers uit een mix van doelgroepen bestaan. Je moet onderzoeken of er voldoende instroom van medewerkers is, en je concept moet uniek zijn. Tonn: ‘Dat laatste hangt deels samen met het eerste uitgangspunt van inclusie: als je wilt inspelen op een behoefte, betekent dat automatisch dat je iets doet dat aansluit bij wat de maatschappij op die plek nodig heeft. We hebben bij onze buurtmarkt een bakker, maar dat kan in een andere plaats wellicht wel een slager zijn.’

Hoogleraar
De buurtmarkt houdt op allerlei manieren voeling met de wereld. Tonn: ‘Dat is vooral een kwestie van dóén. Voordat je begint, moet je heel veel vergaderen en plannen maken, maar daarna moet je aan de slag. Dat werkt. In onze lunchroom zit wekelijks een emeritus-hoogleraar van het Radboud te werken. Hij heeft een achtergrond in forensische psychiatrie, wij hebben Wi-Fi en een prettige omgeving. De man werkt hier graag en geeft onze bedrijfsleider tips. En dat doet een eigenaar van zes filialen van Albert Heijn ook. We hebben veel leveranciers uit de regio, die zijn hartstikke blij met ons, en wij met hen. Laatst was er een leverancier die zó tevreden was over de manier waarop een van onze medewerkers zijn werk deed, dat hij vroeg of deze jongen niet bij hem kon komen werken. Dat is een prachtig voorbeeld van waarde toevoegen.’