Wouter de Wit: 'Seks blijft in de praktijk taboe'

Seksuele gezondheid is belangrijk voor iedereen, ook voor mensen met een beperking. Wouter de Wit, psycholoog bij SOVAK, promoveerde onlangs op dit onderwerp. Zijn onderzoek richtte zich niet op de risico’s, zoals misbruik of grensoverschrijdend gedrag, maar juist op positieve seksualiteitsbeleving en het belang van relaties.

Wouter de Wit
Wouter de Wit - Foto Tilburg University

1. Waarom dit onderzoek?

‘De afgelopen decennia is er veel aandacht geweest voor seksuele gezondheid bij mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb). Maar die aandacht richtte zich voornamelijk op het voorkomen van seksuele risico’s, zoals misbruik en ongewenste zwangerschappen. Natuurlijk is dat belangrijk, maar als je kijkt naar de praktijk dan is het weinig succesvol geweest. We investeren veel energie in de bevordering van seksuele gezondheid en toch lukt het niet om daarin een positieve verandering te bereiken.

Het probleem ligt in de manier waarop het gesprek wordt gevoerd. Zowel begeleiders, familieleden als gedragsdeskundigen vinden het lastig om met mensen met een lvb te praten over seksuele gezondheid. Vaak overheerst de angst dat er iets fout kan gaan. Daardoor ontstaat er weinig ruimte om te praten over de positieve kanten zoals intimiteit, verliefdheid of relaties.

Mijn onderzoek richtte zich daarom vooral op de dialoog tussen mensen met een lvb, hun naasten en hun begeleiders. Dáár gebeurt het. Zelfs als een gedragsdeskundige zegt dat dit onderwerp belangrijk is, wil dat nog niet zeggen dat er ook echt een gesprek plaatsvindt. En juist die gesprekken kunnen de basis zijn voor een gezonde seksuele ontwikkeling.’

2. Je vroeg drie groepen – mensen met een lvb, hun begeleiders en hun naasten – wat zij onder seksuele gezondheid verstaan. Alle drie vinden ze het belangrijk, maar de invulling verschilt behoorlijk. Welke conclusies trek je hieruit?

‘Begeleiders en naasten leggen vooral de nadruk op wat er mis kan gaan. Ze vinden dat mensen uitleg moeten krijgen over risico’s, over hoe seksualiteit werkt en hoe je het ‘goed’ doet. Maar mensen met een lvb kijken daar heel anders naar. Zij vinden gelijkwaardigheid en wederkerigheid veel belangrijker. Voor hen draait seksuele gezondheid niet zozeer om seks zelf, maar om relaties in de brede zin: vriendschappen, verliefd zijn en romantische relaties.

Dat verschil in perspectief kan tot miscommunicatie leiden. Als begeleiders vooral praten over risico’s en praktische kennis, terwijl de persoon met een lvb gewoon wil weten hoe je een vriend of vriendin krijgt, sluit de voorlichting niet aan. Dan missen we kansen. Want als je juist wél begint bij die basale vragen, ontstaat er vaak ruimte om later ook over seksuele gezondheid en veiligheid te praten.

Een ander inzicht is dat mensen met een lvb vaak aangeven dat ze vooroordelen ervaren en moeite hebben met sociale vaardigheden. Ze willen ondersteuning bij het aangaan en onderhouden van relaties. Wanneer begeleiders dat niet weten, krijgen ze ook niet de kans om daarin te ondersteunen. Door aan te sluiten bij hun seksuele behoeften, kun je uiteindelijk veel meer bereiken. Dat vraagt om een open, nieuwsgierige houding: durf te vragen naar iemands seksuele beleving, geef geen oordeel en bied ruimte om ervaringen op te doen. Want zonder ervaring kun je je niet ontwikkelen in je seksuele gezondheid.’

3. Wat betekent dit voor de praktijk?

‘Ons onderzoek is bedoeld om bouwstenen te leveren voor toekomstige richtlijnen voor seksuele ondersteuning en voorlichting. En die richtlijnen zouden rekening moeten houden met het perspectief van mensen met een lvb.

Dat betekent dat we begeleiders en naasten actief moeten stimuleren om het gesprek aan te gaan. Niet alleen door trainingen aan te bieden, maar ook door in het beleid duidelijk te maken dat dit onderwerp er mag zijn. Vaak wordt gezegd dat seksuele gezondheid belangrijk is, maar in de praktijk blijft het een taboe. Als bestuurders en managers het onderwerp expliciet op de agenda zetten, geeft dat een krachtig signaal naar begeleiders: we mogen het hier over hebben.

Belangrijk is ook dat voorlichting niet alleen reactief, maar ook proactief plaatsvindt. Vaak wordt seksualiteit pas besproken als er iets speelt op dat gebied, zoals misbruik of wanneer iemand zegt verkering te hebben. Wij pleiten voor een combinatie van beide: plan vaste momenten waarop je seksuele gezondheid bespreekt, maar pak het ook op als het spontaan ter sprake komt. Als iemand bezig is met verliefdheid of zijn seksuele oriëntatie is dat juist een mooie kans om in gesprek te gaan.

Belangrijk daarbij zijn materialen die dit gesprek ondersteunen. Daarom zijn er verschillende praktijkproducten ontwikkeld samen met de Academische Werkplaats leven met een Verstandelijke Beperking (AWVB). Zoals een scholingspakket voor mbo-opleidingen en een handreiking voor begeleiders. Alles gericht op het stimuleren van open en nieuwsgierige gesprekken. Niet alleen over risico’s maar juist ook over wensen en mogelijkheden.’

4. Hoe was het om dit onderzoek te doen?

‘Ik heb veel mensen mogen ontmoeten die bereid waren om over dit onderwerp te praten, terwijl seksualiteit nog altijd een taboe is voor veel mensen. De grootste eyeopener was voor mij hoe belangrijk relaties zijn voor mensen met een lvb. Daar gaan we in het dagelijks leven te snel aan voorbij. Terwijl dat juist het startpunt zou moeten zijn. Mijn proefschrift laat eigenlijk steeds hetzelfde terugkomen: begin het gesprek over seksuele gezondheid met een gesprek over relaties. Dat opent de deur naar alles wat daarna komt.’

5. Wat ga je nu doen?

‘Ik blijf actief als gedragsdeskundige en consulent seksuele gezondheid. Ik wil de verkregen inzichten toepassen en verder ontwikkelen. De praktijkproducten die we hebben gemaakt wil ik verder verfijnen. En daarnaast blijf ik betrokken bij de Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging voor Seksuologie (NVVS) om dit onderwerp breder op de kaart te zetten. Ik hoop dat mijn onderzoek eraan bijdraagt dat we in de praktijk meer gaan praten over wat mensen met een lvb zélf belangrijk vinden. Iedereen heeft recht op een gezonde, positieve seksuele ontwikkeling.’

Dit artikel komt uit de vierde editie van 2025 van Markant, het tijdschrift van de VGN.

Deze pagina is een onderdeel van