Achtergrond

Veilig en prettig aan het werk

31 januari 2018

Nu medewerkers steeds vaker werken in zelforganiserende teams, moeten ze ook aan de slag met hun arbeidsomstandigheden. De herziene Arbocatalogus Gehandicaptenzorg helpt daarbij. Markant stelde tien vragen aan deskundigen én de catalogus.

De Arbocatalogus Gehandicaptenzorg heeft een compleet nieuwe gedaante. Was het voorheen een instrument voor arbodeskundigen, nu is het een toegankelijk naslagwerk voor teams. Aanleiding voor de vernieuwing is dat zeventig procent van de zorgorganisaties werkt met zelforganiserende teams. Als medewerkers zelf bepalen hoe zij samen het werk inrichten, is het belangrijk dat zij dat ook gezond en plezierig doen.

Eigenaar van de catalogus is de Stichting Arbeidsmarkt Gehandicaptenzorg, waarin de vakbonden en de werkgevers samenwerken. In overleg met preventiemedewerkers van zorgorganisaties heeft ze zes centrale thema’s gekozen: veiligheid, fysieke klachten, werkdruk, scholing, infecties en melding van incidenten. Medewerkers vinden over elk thema informatie en tips: wat kan ik direct zelf doen, waarvoor heb ik hulp nodig en wat zou die kunnen inhouden? Wie doorklikt, vindt steeds verder toegespitste instrumenten. Onder het thema werkdruk staan bijvoorbeeld tips om voor jezelf op te komen, tests om je balans te checken en oefeningen om zelf je werk-privé-balans te verbeteren.

1. Hoe kunnen we als team meer plezier krijgen in ons werk?

Babette Alberda, adviseur vitaliteit, werkplezier en geluk bij Philadelphia: ‘Geluk in het werk heeft drie pijlers. De eerste is het gevoel dat je competent bent. Daarvoor is het zaak je vakmanschap te blijven ontwikkelen. De tweede is autonomie. Zelforganisatie ­– eigen keuzes maken – draagt daaraan bij. Niet elk team verkeert in dezelfde fase. Het is aan teams te bekijken wat zij nodig hebben om verder te komen. Pijler drie is verbinding met anderen. Hoe goed ken je elkaar? Weet je welke kwaliteiten je collega in huis heeft? Steun je elkaar? Het is belangrijk regelmatig tijd te creëren voor een gesprek over wat mensen raakt. Bij Philadelphia hebben we allerlei tools, zoals een ‘kletspot’ met andersoortige vragen om het teamoverleg te beginnen. Zodat je weer die verbinding met elkaar voelt. Veel medewerkers staan wel stil bij hun cliënten, maar weinig bij hun eigen geluk.’

Leestip arbocatalogus: Hoe verlicht ik werkdruk > Check je balans

2. De fysiotherapeut zegt dat een bewoner niet met de mobiele tillift moet worden getransporteerd, maar wij vinden het erg zwaar. Wat nu?

Jan Klaver, hoofd fysieke belasting Abrona: ‘De fysiotherapeut zal niet bedoelen dat men moet tillen zonder lift, want dat mag simpelweg niet. Wel zijn plafondgemonteerde liften, of tijdelijke ombouwinstallaties, beter dan over de grond verrijdbare tilliften. Die laatste wegen rond de zeventig kilo en met een cliënt erin verplaats je al snel 140 kilo. Sinds handmatig tillen weinig meer gebeurt, geven statisch werken en duw- en trekarbeid de meeste fysieke belasting: zorg aan het bed of de douchebrancard, rolstoelen duwen, cliënten verplaatsen. Medewerkers kennen niet altijd de beschikbare hulpmiddelen, zoals glijmaterialen, of ze vinden het gebruik te veel tijd kosten. Maar het vergemakkelijkt je werk en voorkomt overbelasting. Bij transfers met cliënten is vooral haptonomisch werken belangrijk: samenwerken met de cliënt. Hem niet omhoogtrekken uit een stoel, maar meegaan in zijn beweging. Naarmate iemands niveau lager is, vergt dat nog meer aanvoelen. De tijd daarvoor nemen, voorkomt dat je explosieve kracht moet zetten.’

Leestip arbocatalogus: Fysieke belasting > Tips voor cliëntgebonden handelingen

3. Na enkele incidenten met bewoners voel ik me niet meer veilig op het werk. Mijn collega’s lijken er geen last van te hebben, dus ik vind het lastig om te zeggen.

Jacqueline den Engelsman, bestuurder NU ’91:

‘Het probleem is dat de vragensteller zich op twee manieren onveilig voelt: door agressie van cliënten én in het team. Misschien hebben collega’s uitgesproken dat zij nergens last van hebben; het kan ook een aanname zijn. Hoe dan ook is het advies: praat erover met je collega’s. Want als je denkt: “Ik ben de enige, ik doe zeker iets niet goed”, geeft dat extra spanning. Als collega’s en eventuele leidinggevende alleen maar luisteren, helpt het al. Stap twee is samen bekijken hoe je herhaling kunt voorkomen. Kijk waarin je van elkaar verschilt, want daarvan kun je leren. En stel samen grenzen vast. Als het ene teamlid knijpen toestaat en het andere niet, is dat voor cliënten onduidelijk. Het gesprek aangaan over onveiligheid is moeilijk. Daarom is de Veilig Plus-aanpak ontwikkeld, een methode die helpt een veilig gesprek te voeren. Een collega – al dan niet uit het team ­­– krijgt training om dit proces te coachen.’

Leestip arbocatalogus: Agressief gedrag > Organisatie: zorg voor een continue dialoog. Of typ in zoekveld onderaan: Veilig plus 

4. Nu ik ouder word, beginnen de nachtdiensten me steeds meer op te breken. Wat kan ik hieraan doen?

Birgitte van de Water, staffunctionaris arbo, verzuim en re-integratie Carantegroep: ‘Boven de 57 jaar hoef je volgens de cao geen nachtdiensten meer te draaien. Maar je kunt er natuurlijk eerder moeite mee krijgen. In het boekje [i]Goedenacht[i] staan tips om de vermoeidheid te verminderen. Ik zou zeggen: lees dat door en kijk of je dingen kunt verbeteren, en maak voor jezelf de balans op. Mensen die nachtdiensten draaien, doen dat doorgaans bewust, vanwege het geld of de combinatie met privéactiviteiten. Als dat te zwaar wordt, moet je minderen en er wellicht mee stoppen. Iets anders zijn de slaapdiensten, waarbij alle begeleiders eens in de zoveel tijd ’s nachts in de woning moeten slapen. Niemand vindt dit fijne diensten, want mensen slapen het beste in hun eigen bed. Ik adviseer teams en leidinggevenden altijd kritisch te kijken of slaapdiensten toegevoegde waarde hebben. Kijk of er alternatieven zijn. Met de huidige domotica is er veel mogelijk.’

Leestip arbocatalogus: Goedenacht. Zoek op: nachtdienst

5. Mijn collega’s zeggen dat ik op het werk geen kunstnagels mag dragen. Is dat echt zo?

Elly Vreeswijk, preventiemedewerker ASVZ: ‘Ja. Dat heeft te maken met algemene handhygiëne. Het beste is: korte nagels en geen sieraden. Micro-organismen kunnen zich nestelen op kunstnagels en in kapotte nagellak, net als op ringen en armbanden. Kunstnagels zijn nu een hype, maar niemand realiseert zich het risico. Er is in de opleidingen weinig aandacht voor hygiëne. Zeker in de gehandicaptenzorg wil men de leefsituatie zo huiselijk mogelijk maken. Medewerkers zeggen: “Thuis draag ik dit ook.” Maar thuis heb je toch een ander hygiënebesef, daar maak je ook niet tientallen keren de wc schoon. In de zorg is er nu eenmaal besmettingsrisico. Zeker als er veel zieken in de organisatie zijn, moet je bedenken hoe jij dat risico kunt verminderen.’

Leestip arbocatalogus: Hoe voorkom ik infecties > Dit doe je voor jezelf > Maak werk van persoonlijke hygiëne

6. Als er brand uitbreekt, kunnen bewoners dan zelf vluchten?

Riny van de Pol, veiligheidskundige Severinus: ‘Vanuit onze zorgplicht zijn wij te allen tijde verantwoordelijk voor alle bewoners. Natuurlijk zijn er cliënten die de motoriek en vaardigheden hebben om zichzelf te redden. Die moet je deel laten uitmaken van ontruimingsinstructies, zodat zij weten hoe de alarmering verloopt, hoe ze kunnen vluchten en waar het verzamelpunt is. De WAR-methodiek en het risicoprofiel van brandveilige zorg helpen de zelfredzaamheid van bewoners te bepalen, zodat je van iedereen weet of je ze moet Waarschuwen, Alarmeren of Redden. Maar de criteria voor zelfredzaamheid staan niet vast. Ook kan iemand die gewoonlijk zelfredzaam is, dat tijdelijk niet zijn, bijvoorbeeld door een gebroken been. Voorop staat dan ook dat je altijd moet controleren of alle bewoners werkelijk in veiligheid zijn.’

Leestip arbocatalogus: Handige tools > Handreiking integrale brandveiligheid VGN

7. Tijdens een incident ben ik gekrabd door een bewoner. Loop ik nu kans op Hepatitis B?

Elly Vreeswijk, preventiemedewerker ASVZ: ‘De kans op overdracht van hepatitis B door krabben is klein. Overdracht vindt namelijk alleen plaats via bloed en sperma. Een cliënt moet dus besmet zijn én bloed aan zijn nagels hebben als hij je krabt. Bij een bijtincident zou wel bloedcontact kunnen plaatsvinden, maar alleen als de cliënt bloedend tandvlees heeft. Het is wel zo dat het hepatitis-B-virus betrekkelijk besmettelijk is. Het kan vier weken overleven buiten het lichaam, bijvoorbeeld in bloed dat op de grond ligt. Vaccinatie van cliënten en medewerkers is daarom het beste. Bij ASVZ screenen we ook alle nieuwe cliënten. Het is goed om het risico heel serieus te nemen. Alertheid is het allerbelangrijkst.’

Leestip arbocatalogus: Hoe voorkom ik infecties > Dit doe je voor jezelf > Weet wat je moet doen bij een prik-, snij-, bijt-, krab-, spuug- of spatincident

8. Er wordt regelmatig een beroep op mij gedaan om extra uren te draaien. Ik ben bang dat ik hierdoor overbelast raak. Wat kan ik doen?

Ingrid Lock, veiligheidsfunctionaris/arbocoördinator Cello: ‘Het belangrijkste is het te bespreken met je leidinggevende of team. Dan kun je de oorzaken bekijken. Moet je terugkomen vanwege moeilijk vervulbare vacatures? Misschien helpt een regelmatiger rooster jou, doordat een privé-activiteit op een vaste avond je energie geeft. Of moeten er tijdelijk extra uitzendkrachten komen. Kom in ieder geval voor jezelf op en durf ook eens duidelijk “nee” te zeggen. Je kunt ook in de thuissituatie kijken: hoe kan ik het dáár lichter maken? In je team kun je zo’n onderwerp bespreken aan de hand van stellingen of kaartjes: hoe doen we het roosteren, wat vinden we daarvan, wat voelen we erbij?’

Leestip arbocatalogus: Werkdruk en werkplezier > Dit doe je voor jezelf > Kom voor jezelf op

9. Hoe voorkomen we dat er in de toekomst nog meer incidenten door agressie plaatsvinden?

Johan van Deijne, arbo-adviseur Lunet zorg: 'Door meldingen van eerdere incidenten te onderzoeken en te analyseren, kun je achterhalen wat er precies is gebeurd en wat je daaruit kunt leren. Zo kwamen wij er bijvoorbeeld achter dat incidenten met een bepaalde cliënt altijd gebeurden op vrijdag. Hij moest dan huishoudelijk werk doen, terwijl hij ook vaak naar zijn familie ging voor het weekend. Dat bracht bij hem te veel spanning teweeg. Toen we het huishoudelijk werk verschoven naar een ander moment, daalde het aantal incidenten. Je kunt door onderzoek ook signalen ontdekken: als de cliënt dit doet, zit hij niet lekker in zijn vel. Je kunt dan signaleringsplannen maken waarin staat hoe te handelen bij welke signalen. Bijvoorbeeld: als iemand andere kleren aantrekt, lijkt hij prikkelbaarder en proberen we zijn programma aan te passen. Zo kun je steeds proberen escalatie te voorkomen.'

Leestip arbocatalogus: Ik voel me onveilig > Altijd melden, bespreken en handelen

10. Ik ben zwanger. Waarop moet ik letten?

Bert Bos, arbo-adviseur Prisma: ‘Zwaar werk moet je verminderen: tillen, sjouwen, duwen, trekken, langdurig hetzelfde doen. Je bouwt dat steeds verder af tot je zwangerschapsverlof. Afwisseling is belangrijk: ook weer niet té veel zitten, maar zeker niet te lang staan. Als je op een afdeling werkt met cliënten die fysiek of psychisch agressief kunnen zijn, zul je tijdelijk naar een andere werkplek moeten. Alles wat je uit het lood kan slaan, wil je tijdens je zwangerschap vermijden. Het is dus belangrijk je zwangerschap meteen te melden aan je leidinggevenden of je collega’s. En natuurlijk moet je als je terugkomt weer rustig opbouwen.’

Leestip arbocatalogus: Fysieke belasting > Dit kun je voor jezelf doen > Aandachtspunten als je zwanger bent