Achtergrond

‘Zo is hij al een poosje’

05 juni 2014

Ouderen met een verstandelijke beperking hebben veel vaker depressies dan andere ouderen. Mogelijke oorzaken zijn het verlies van zelfredzaamheid, chronische aandoeningen en negatieve gebeurtenissen. Het is belangrijk dat begeleiders de symptomen herkennen.

Uit het onderzoek Gezond Ouder met een verstandelijke beperking (GOUD) is gebleken dat acht procent van de ouderen een depressieve stoornis heeft, dit is maar liefst vijf keer zo veel als bij ouderen zonder verstandelijke beperking. Ook bleek dat de depressie bij drie op de vijf ouderen niet eerder als zodanig herkend was.
In dat GOUD-onderzoek - een samenwerking tussen Abrona, Amarant, Ipse de bruggen en het Erasmus MC - is de gezondheid onderzocht van 1050 ouderen (boven de vijftig) met een lichte, matige of (zeer) ernstige verstandelijke beperking.  Alle metingen zijn op één moment gedaan, waardoor het niet mogelijk is om uitspraken te doen over oorzaak-gevolgrelaties. Wel is gekeken naar factoren die samenhangen met depressie en dus mogelijk depressieve klachten bevorderen - het gaat hier om mogelijke oorzaken.
Zo’n mogelijke oorzaak is de beperkte zelfredzaamheid of zelfstandigheid van ouderen met een verstandelijke beperking. Wanneer zij ouder worden kan intensivering van de zorg noodzakelijk zijn. Ouderen met een verstandelijke beperking ontvangen vaak al jarenlang ondersteuning of zorg ontvangen, maar toch kan intensivering van zorg door hen als ingrijpend worden ervaren. Aanzienlijke vermindering of verlies van mobiliteit heeft bijvoorbeeld grote gevolgen voor de zelfredzaamheid. Wanneer een oudere afhankelijk wordt van een ander voor elke verplaatsing, bijvoorbeeld om naar het toilet te gaan, iets te drinken te pakken of om de rust van de eigen slaapkamer op te zoeken, kan dit een flinke impact hebben op het welzijn.
Chronische aandoeningen
Een andere mogelijke oorzaak is het frequent voorkomen van chronische aandoeningen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten of epilepsie. Depressieve ouderen met een verstandelijke beperking blijken vaker één of meer chronische aandoeningen te hebben dan niet-depressieve ouderen. Ook in de algemene oudere populatie (zonder verstandelijke beperking) is een relatie tussen depressie en chronische aandoeningen gevonden: enerzijds kunnen chronische aandoeningen leiden tot depressie en anderzijds heeft een depressie een negatieve invloed op het ontstaan en verloop van chronische aandoeningen. Het is nog niet duidelijk of dit ook zo is voor ouderen met een verstandelijke beperking, maar we weten wel dat bijna de helft van hen (47 procent) vier of meer chronische aandoeningen heeft. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze telling ook aandoeningen omvat die zeer veel voorkomen bij deze doelgroep, zoals slikstoornissen, epilepsie en autisme.
Life events
Een derde mogelijke oorzaak is het frequent voorkomen van life events. Life events zijn ingrijpende gebeurtenissen die invloed hebben op (het functioneren in) het dagelijks leven. Life events kunnen positief zijn, bijvoorbeeld ‘op vakantie gaan’, maar ook negatief, zoals ‘het verliezen van een dierbare’. Of een life event als positief of negatief wordt ervaren is subjectief, zo kan een verhuizing voor de ene persoon met een verstandelijke beperking positief zijn, bijvoorbeeld als iemand na de verhuizing voor het eerst een eigen toilet heeft, maar ook negatief, omdat een verhuizing veel veranderingen met zich meebrengt.

Verstandelijk beperkte ouderen met een depressieve stoornis blijken significant meer negatieve life events te hebben meegemaakt in het voorgaande jaar dan ouderen zonder depressie. Zowel het opstapelingseffect van life events (bijvoorbeeld: meneer Janssen valt en breekt daarbij zijn heup, na herstel is hij minder mobiel dan voorheen en daarom moet hij verhuizen naar een andere woning) als individuele life events, zoals problemen met een andere bewoner of verlies van vrijetijdsbesteding, hangen samen met depressieve klachten.
Zorgelijke gedachten
Niet alleen maken mensen met een verstandelijke beperking meer life events mee, ook kunnen andere gebeurtenissen door hen als ingrijpend worden ervaren. Het doormaken van een griep kan bijvoorbeeld als negatief life event worden ervaren, doordat zij niet goed kunnen inschatten of ze weer zullen opknappen. Wanneer een oudere cliënt samenwoont met andere oudere cliënten maken zij regelmatig een overlijden mee na een ziekbed. Als iemand dan zelf ziek wordt en een relatief ‘onschuldige’ griep heeft, kan deze persoon dit als zeer beangstigend ervaren omdat een ander na een ziekbed is overleden.
Uit interviews met ouderen met een lichte of matige verstandelijke beperking is daarnaast gebleken dat zij zich veel zorgen maken en het soms moeilijk vinden om zorgelijke gedachten te stoppen. Zij maken zich bijvoorbeeld zorgen over de gezondheid van hun ouders, over wat ze moeten doen als ze gepensioneerd zijn, of over hun eigen gezondheid. De mogelijk beperkte controle die zij ervaren over hun leven in combinatie met beperkte copingvaardigheden (de manier waarop je problemen aanpakt) en te weinig mogelijkheden om deze zorgen te bespreken met anderen, kan leiden tot depressieve klachten.
Herkennen
Depressie komt dus veelvuldig voor bij ouderen met een verstandelijke beperking en kan een aanzienlijke negatieve invloed op het welzijn betekenen. Dit onderstreept het belang van tijdige signalering en behandeling van depressie. Maar hoe herken je depressiviteit bij ouderen met een verstandelijke beperking?
Helaas is daar geen eenduidig antwoord op te geven (overigens kan ook voor normaal begaafde mensen geen standaardbeeld van depressie worden gegeven). Wel zijn er standaardcriteria aan de hand waarvan een depressieve stoornis wordt vastgesteld, welke staan omschreven in de DSM-5 en ICD-10. Deze criteria omschrijven ook kenmerkende symptomen van een depressie. Grofweg kunnen deze symptomen worden opgedeeld in cognitieve klachten (bijvoorbeeld buitensporige schuldgevoelens, concentratieproblemen), emotionele klachten (bijvoorbeeld somberheid, interesseverlies in activiteiten) en lichamelijke klachten (bijvoorbeeld verandering in eetlust, vermoeidheid).
De symptomen van depressie bij ouderen met een lichte verstandelijke beperking verschillen niet of nauwelijks van de symptomen van ouderen zonder verstandelijke beperking. Voor deze groep lijken de standaard diagnostische criteria voor depressie, zoals omschreven in de DSM-5 of ICD-10, toepasbaar. Echter, naarmate de verstandelijke beperking toeneemt, wordt het lastiger dan wel onmogelijk om de aanwezigheid van bepaalde symptomen, zoals schuldgevoelens of gevoelens van waardeloosheid, te beoordelen. Ook kunnen de symptomen op een andere manier worden geuit; somberheid blijkt bijvoorbeeld uit een terneergeslagen blik of frequent huilen zonder duidelijke aanleiding. Ook kan een toename van probleemgedrag een uiting van depressieve gevoelens zijn. Andere symptomen die veelvuldig voorkomen bij depressieve ouderen met een verstandelijke beperking zijn prikkelbaarheid, lusteloosheid en passiviteit.
Depressie of dementie?
Het onderscheid tussen depressie en dementie is bij deze doelgroep soms moeilijk te maken. Beide aandoeningen hebben overlappende of op elkaar lijkende symptomen. Daarnaast is het mogelijk dat depressie en dementie gelijktijdig voorkomen. Ook kunnen andere aandoeningen, zoals delier of een te traag werkende schildklier, depressie- of dementieachtige symptomen veroorzaken. Vaak is bijvoorbeeld niet te beoordelen of passiviteit een gevolg is van interesseverlies (passend bij een depressie) of vaardighedenverlies (passend bij dementie). Ook een vermindering van zelfstandigheid, wat als zeer kenmerkend voor dementie wordt gezien, kan het gevolg zijn van een depressieve periode. Maar dan vindt deze achteruitgang vaak pas plaats na een langere periode van depressie en zal de zelfstandigheid weer toenemen wanneer de depressieve klachten verdwijnen.
Het maken van het onderscheid tussen depressie en dementie wordt moeilijker naarmate de mate van verstandelijke beperking ernstiger is. Een kenmerkend verschil is de stemming: bij depressie is deze continue somber, waarbij een kortdurende verbetering tijdens bijvoorbeeld een verjaardagsfeestje of uitstapje mogelijk is, terwijl bij dementie de stemming vaak zeer wisselend over de dag is. Verder raakt de oriëntatie in tijd, plaats en persoon bij dementie verstoord, terwijl dit bij depressie intact blijft.
Voorkomen
Voorkomen is natuurlijk altijd beter dan genezen, maar niet elke depressie is zomaar te voorkomen. De ene persoon is gevoeliger om depressief te worden dan de ander. Ook hoeft er niet perse een duidelijke oorzaak te zijn. Als er wel een oorzaak of aanleiding is aan te wijzen, is het niet altijd mogelijk om deze oorzaak weg te nemen. Ook kan niet elke mogelijke oorzaak, zoals het verliezen van een dierbare of vermindering van zelfstandigheid, worden voorkomen. Wel kan er extra aandacht zijn voor de verhoogde kans van ouderen met gezondheidsproblemen of veel doorgemaakte life events. Dit kan de tijdige signalering ondersteunen. Daarnaast is het noodzakelijk dat depressieve symptomen worden herkend door de directe zorgverleners (begeleiders), zodat zij contact kunnen opnemen met de arts of gedragsdeskundige.
Behandelmogelijkheden
De behandelmogelijkheden van depressie bij mensen met een verstandelijke beperking zijn beperkt. Cognitieve gedragstherapie, frequent toegepast in de algemene populatie, kan in aangepaste vorm worden aangeboden aan mensen met een lichte verstandelijke beperking. Verder wordt vooral medicamenteus behandeld. Echter kan ook activering uitkomst bieden; een duidelijk ritme in de dag aanhouden, activiteiten ondernemen, liefst lichamelijk inspannende activiteiten zoals wandelen en fietsen, een goede nachtrust en vermindering van spanning of stress, kan bijdragen in de vermindering van depressie. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor het behoud van zelfstandigheid en gevoel van eigenwaarde, door aan te sluiten bij iemands mogelijkheden. Soms kan iemand meer dan je verwacht.
Uit de onderzoeksresultaten tot nu toe kan worden geconcludeerd dat depressie vaak voorkomt bij ouderen met een verstandelijke beperking en dat betere signalering van depressieve klachten wenselijk is. Hiervoor is het noodzakelijk dat betrokken hulpverleners op de hoogte zijn van de mogelijke oorzaken en symptomen van depressie bij deze doelgroep.

Johan de Koning
Wil je meer weten?
Neem contact op met Johan de Koning