Achtergrond

De ‘participatiesamenleving’ als trending topic

22 oktober 2013

Koning Willem-Alexander had het woord tijdens de troonrede nog niet uitgesproken of Twitter en blogs stonden er bol van: de ‘participatiesamenleving’.

Klassieke media als televisie en kranten volgden snel. Meningen buitelden over elkaar heen. Zo twitterde Freek de Jonge: ‘Het is een eufemisme voor uit de hand gelopen zooitje.’ En platform VG meldde: ‘Participatiesamenleving is nog ver weg.’ Het opmerkelijke is dat het woord ‘participatiesamenleving’ op zich al een jaar of tien bestaat. Zo gebruikte toenmalig PvdA-leider Wim Kok de term al om een nieuw evenwicht tussen solidariteit en individualisering te duiden. Hoe kan het dat de ‘participatiesamenleving’ nu ineens trending topic werd? Mediasocioloog Peter Vasterman van de Universiteit van Amsterdam: ‘Het is vaker gebeurd dat een term opkomt, heel veel gebruikt wordt, en uiteindelijk soms zelfs in de Van Dale terechtkomt. Denk maar aan “plofkip” en “woekerpolis”. Dat gebeurt alleen als zo’n term een gevoelige snaar raakt. Als hij aansluit bij een controversieel issue. En dat is hier aan de hand. Bovendien is het woord heel goed gekozen. Het is precies het tegenovergestelde van het passieve ‘verzorgingsstaat’. Ik weet niet of het zo bedoeld is, maar het knappe aan het woord ‘participatiesamenleving’ is, dat hij enorme focus geeft aan een discussie die al gevoerd wordt. En het is een beeldspraak waar je het nooit mee oneens kunt zijn. Feitelijk is het politieke framing, om beleid te kunnen verkopen. Vergelijk het met een constructie als: “de wijk teruggeven aan de buurt”. Dat betekende eigenlijk gewoon dat de welzijnswerker ontslagen werd.’ Framing of niet, ook de gehandicaptensector kan garen spinnen bij de toegenomen aandacht voor het fenomeen ‘participatiesamenleving’. MEE Nederland-directeur Jan de Vries: ‘Ik ben er blij mee. Ik twitter er niet voor niets zo veel over. Het is onze missie om te streven naar een inclusieve samenleving, waarin iedereen kan meedoen. En het sluit helemaal aan bij het gezamenlijke doel van de VGN, Platform VG en de CG-Raad om participatie mogelijk te maken. Dat het kabinet ons gezamenlijk streven kennelijk van harte ondersteunt, is heel positief. Tegelijkertijd zit er ook een risico aan. Als het kabinet eigenlijk bedoelt: zoek het allemaal zelf maar uit, dan is dat niet wat wij beogen. Wij vinden dat het kabinet én de samenleving een verantwoordelijkheid hebben. Alleen maar spreken over een participatiesamenleving is daarvoor niet genoeg. Zo moet je mensen die dat niet zelf kunnen, actief ondersteunen bij het opbouwen van een netwerk. Participatie vraagt ook een investering in werk voor mensen met een beperking. Bouw daarom niet zomaar de dagbesteding af voor mensen die nu in de AWBZ zitten. Onlangs bleek uit onderzoek dat mensen met een lichamelijke beperking veel eenzamer zijn dan mensen die geen beperking hebben. Investeren in participatie is dus ook om die reden echt heel hard nodig.’