Nieuws

Hoe krijg je een plek aan tafel bij verdeling beschermingsmiddelen?

14 april 2020

Om het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen binnen de gehandicaptensector het hoofd te bieden, komen de eerste samenwerkingsverbanden tussen de gehandicaptensector en het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) en de GGD GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) op gang. Een portret van twee van hen: één in Noord-Brabant en één in Utrecht.

Cecile Stallenberg
Cecile Stallenberg, bestuurder van Stichting Dichterbij

De roep om beschermende middelen wordt in de gehandicaptensector luider, stelde de VGN vorige week in een brief aan de Tweede Kamer. De Kamer nam de dag erna een motie aan om de verdeling van beschermingsmiddelen voor zorgorganisaties buiten de ziekenhuiszorg landelijk te coördineren. De vraag is: zal er daarbij voldoende oog zijn voor de tekorten in de gehandicaptensector?

Niet acuut genoeg

Bij de verdeling van beschermende middelen – vooral mondkapjes, maar ook spatbrillen, schorten en handschoenen – bungelt de gehandicaptenzorg vaak onderaan het lijstje. Dat hangt samen met de bestaande overlegstructuren in tijden van rampen en epidemieën. GGD GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) is verantwoordelijk voor de distributie van persoonlijke beschermende middelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van de structuur van het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ), dat verdeeld is over elf regio’s. Daarin zijn ziekenhuizen, ambulancezorg, huisartsen(posten), verloskundigen, GGZ, GHOR en GGD uit die regio vertegenwoordigd, terwijl niet-acute zorginstellingen in ouderenzorg, thuiszorg en gehandicaptenzorg daarbuiten vallen. Waar ziekenhuizen en huisartsen via een app hun behoefte kunnen doorgeven, ligt dat voor gehandicaptenorganisaties anders: zij kunnen alleen beschermingsmiddelen krijgen als de GGD covid-19-gevallen bevestigt.

Noord-Brabant: RONAZ

In Noord-Brabant begonnen organisaties in de verpleeghuis-, verzorgingstehuizen en thuiszorgsector daarom een alternatief overleg, dat zij RONAZ doopten: Regionaal Overleg Niet-acute Zorg. Cecile Stallenberg, bestuurder van Stichting Dichterbij, werd gevraagd om namens de gehandicaptensector in de regio erbij te komen; ook jeugdzorg, GGZ en huisartsen zijn inmiddels aangesloten. ‘Ik zei: als je de niet-acute zorg niet meeneemt, zet je geen kieren maar sluizen open voor de verspreiding van het virus.’ Omdat er in Noord-Brabant geen regionaal overleg tussen organisaties in de gehandicaptensector bestond, moest dat al doende opgezet worden. Met hulp van de VGN bracht Cecile Stallenberg de collega-instellingen in Brabant in kaart. Zij ontvangen sinds kort de RONAZ-nieuwsbrief. ‘Bij grote vraagstukken houden we een call met alle bestuurders om te inventariseren wat er speelt. Tijdens de RONAZ-overleggen proberen mijn collega-bestuurder en ik de vraagstukken die voor de sector van belang zijn, aan de orde te stellen.’

Noord-Holland en Utrecht

Ook in andere regio’s zoeken gehandicaptenorganisaties samenwerking met het ROAZ. Zoals bijvoorbeeld in regio Noord-Nederland, waar gehandicaptenorganisaties al verenigd waren in het Noordelijk Platform Gehandicaptenzorg (NPGZ). Een vertegenwoordiger daarvan neemt deel aan de twee pas opgerichte ROAZ-en in deze regio. Een ander voorbeeld is regio Utrecht, waar de Vereniging Gehandicaptenzorg Utrecht (VGU) de belangen uit de sector vertegenwoordigt. In ‘normale tijden’ een tweemaandelijks overleg van vijftien grote en kleine organisaties, maar sinds de coronacrisis een wekelijkse conference-call van een uur, vertelt Paul Willems, bestuursvoorzitter van Amerpoort. ‘Daarin komen thema’s aan de orde waar we als Utrechtse organisaties invloed op willen hebben. We maken onderscheid tussen wat anderen al doen en wat nog gebeuren moet, om dubbel werk te voorkomen.’

Kwetsbare cliënten

Paul Willems kreeg lucht van het ROAZ-overleg omdat hij als voorzitter van de VGU deelnam aan de stuurgroep regionaal netwerk antibioticaresistentie. Zo kwam hij in contact met de directeur publieke gezondheid van GGD GHOR (Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) in zijn regio. ‘Ik zei: is het niet verstandig als wij ook aanschuiven?’ Zijn eerste bijdrage vanuit de VGU was bewustwording van de mondkapjesproblematiek in de gehandicaptensector. ‘Ik snap natuurlijk dat een ziekenhuis voorrang krijgt, maar kennelijk had men bij het ROAZ geen goed beeld van onze populatie. Een deel bestaat uit mensen die zich prima kunnen redden, maar cliënten met een meervoudige beperking zijn vaak enorm kwetsbaar voor virussen, en dat geldt ook voor onze ouderen. Dat signaal heeft eraan bijgedragen dat de noodzaak nu wél wordt ingezien.’

Vinger aan de pols

De signalen die het RONAZ eerder gaf, hebben ertoe bijgedragen dat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) begon te beseffen dat persoonlijke beschermingsmiddelen ook in de niet-acute zorg hard nodig zijn, zegt ook Cecile Stallenberg (Stichting Dichterbij). ‘Aanvankelijk was de boodschap: cliënten zijn hetzelfde als anderen burgers, dus krijg je geen beschermingsmiddelen. Toen hebben wij met de sector een krachtig signaal afgegeven dat dat niet kan.’ De tekorten aan beschermende middelen fluctueren wekelijks. Hoewel de coördinatie steeds meer centraal geregeld wordt, blijft het volgens Cecile Stallenberg belangrijk om lokaal vinger aan de pols te houden. ‘Soms keuren ziekenhuizen mondkapjes af die wel bruikbaar zijn voor lagere beschermingseisen in de minder intensieve zorg. Dan zeggen we: hoho, misschien kunnen wij daar nog iets mee.’

Onrust wegnemen

Wanneer een groep cliënten in isolatie gaat omdat er twee of meer cliënten positief getest zijn, moet het distributiepunt daarvoor voldoende beschermende materialen verschaffen. Dat gaat goed, volgens Paul Willems (bestuursvoorzitter van Amerpoort), hoewel er soms onvoldoende beschikbaar is vanwege het landelijke tekort. Op dit moment is vooral een betere beschikbaarheid van coronatests belangrijk om onrust en angst onder medewerkers weg te nemen. ‘Zij vragen zich af: breng ik het virus niet op cliënten over, maar ook: neem ik het niet mee naar huis?’ De bewoners van groepswoningen in de gehandicaptensector zitten nu al twee weken binnen; áls er dan iemand besmet raakt, moet dat door een medewerker overgebracht zijn. In die gevallen is het noodzakelijk om medewerkers te kunnen testen. Begin april zijn daarom 25 GGD’s begonnen met het testen van medewerkers van onder andere gehandicaptenorganisaties in speciale coronateststraten of -tenten. Alleen medewerkers die voldoen aan de RIVM-criteria, klachten hebben en een verwijzing van huisarts, bedrijfs- of instellingsarts, komen in aanmerking. ‘De komende tijd zal blijken of dat voldoende is’, zegt Cecile Stallenberg.

Aparte verpleging

Wat het overleg met het ROAZ in zowel Utrecht als Noord-Brabant ook opleverde, is het meedenken over cohortlocaties. Dat zijn speciale plekken in bijvoorbeeld hotels, waar voldoende opgeleid personeel en middelen beschikbaar zijn. Aanvankelijk waren ze vooral bedoeld voor ontlasting van de ouderenzorg en thuiszorg, maar sinds kort is landelijk geregeld dat ook de gehandicaptenzorg er een beroep op kan doen. In Noord-Brabant hebben drie collega-organisaties van Cecile Stallenberg een beperkt aantal plekken beschikbaar gesteld voor cliënten van buiten de sector. Ook in regio Utrecht denken gehandicaptenorganisaties mee. ‘Voorlopig maken onze gehandicaptenorganisaties er nog geen gebruik van, omdat de meesten van ons onze eigen bewoners kunnen opvangen’, zegt Paul Willems. ‘Maar als het aantal besmettingen toeneemt en de medische kennis en de middelen tekortschieten, verandert dat misschien. Er zal ook extra opvang nodig zijn voor de ambulante cliënten die niet bij ons wonen, cliënten uit kleinschalige woonvoorzieningen en voor palliatieve cliënten; ouderen en cliënten met een niet behandel- of niet reanimatieverklaring.’

Moed erin houden

Intussen maakt Paul Willems zich zorgen over zijn eigen organisatie: hoe lang houden de medewerkers dit vol? ‘We vragen heel veel van ons personeel. Daar komt bij dat onze doelgroep niet snapt waarom we afstand moeten houden. Ze willen geknuffeld worden, fysiek contact hebben. Hoesten en niezen in de elleboog doen ze niet, en dat maakt ze extra kwetsbaar en stelt de verzorging elke keer voor dilemma’s.’ Ook Cecile Stallenberg vindt het spannend hoe medewerkers van haar organisatie zich zullen houden; hoe zorg je dat ze fit blijven en de onrust niet toeneemt? ‘Het zijn heftige dingen die zij meemaken, die hun psychische gezondheid zwaar belasten. Het is precair dat de boel niet kantelt en een deel van het personeel wegvalt. Dat bespreken we nu dus ook: hoe zorg je dat medewerkers de moed erin houden?’

Extra perspectief

Wat Cecile Stallenberg betreft zijn er ook na de coronacrisis nog vraagstukken waar ze in RONAZ-verband iets aan elkaar kunnen hebben. ‘Bijvoorbeeld als bezoekregels dadelijk versoepelen en de dagbesteding weer op gang komt; hoe pak je dat aan? Dat domein-overstijgende denken is dan heel positief.’ Willems vult aan: ‘In ingewikkelde situaties als deze helpt het enorm om landelijk aangesloten te zijn bij de acute zorg-keten. Bij het ROAZ zijn ze van zeer goede wil, er is veel kwaliteit en deskundigheid, en zij kunnen kwesties meteen landelijk doorzetten.’

Eerder schreven we over het voorbeeld in Noord-Holland-Noord waar Ineke Huibregtsen, directeur van Prinsenstichting in Noord-Holland, zelf actie ondernam. Het resultaat: een nieuwe overlegstructuur waaraan vijftien organisaties uit de gehandicaptenzorg aansluiten bij het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ). Lees verder 

Paul Willems
Paul Willems, bestuursvoorzitter van Amerpoort
Annette Wiesman

Deze pagina is een onderdeel van:

Thema: