Nieuws

Hoger beroep tegen Staat dient 18 oktober

06 september 2012

Het hoger beroep dat de VGN aanspant tegen de Staat dient op donderdag 18 oktober (10.00 uur) bij het gerechtshof in Den Haag. Inzet is de uitspraak van de rechtbank dat het ministerie van Volksgezondheid in zijn recht staat door op de vervoerskosten voor de gehandicaptenzorg te bezuinigen. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland is het daarmee niet eens, zij vindt onder meer dat de rechter op basis van verkeerde gegevens een onjuiste beslissing heeft genomen.

De VGN daagde de Staat in juli voor de rechtbank vanwege de bezuinigingen op het gehandicaptenvervoer uit het Lenteakkoord. Daardoor is er vanaf 2013 jaarlijks zo’n 113 miljoen euro minder beschikbaar voor het gehandicaptenvervoer, een afname van 56 procent. Slachtoffer van deze bezuiniging zijn mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking die niet in staat zijn zelfstandig met het openbaar vervoer naar hun dagbesteding te gaan. “Zij komen dus noodgedwongen thuis te zitten en raken geïsoleerd van hun sociale omgeving”, zegt VGN-directeur Hans Schirmbeck. “Ons is er alles aan gelegen om dat te voorkomen.”

Tijdens de rechtszaak betoogde de Staat dat er voor het oplossen van ernstige knelpunten 25 miljoen euro beschikbaar is. Schirmbeck: “De rechter heeft dat voetstoots aangenomen. Maar het ministerie heeft ons inmiddels ambtelijk bevestigd dat die post niet meer bestaat, dat dit geld er toch niet is. De Staat heeft de rechtbank dus verkeerd geïnformeerd en dat vinden we onbehoorlijk.” De VGN is het ook niet eens met de bepaling van de rechter dat als één op de zes instellingen in staat is om het vervoer met het verlaagde tarief te bekostigen, alle instellingen dit zouden moeten kunnen. De rechtbank nam dit argument van de Staat een-op-een over.

VGN-directeur Hans Schirmbeck licht toe waarom de vereniging naar het gerechtshof stapt: “De rechtbank heeft zich gebaseerd op cijfers die niet representatief zijn voor de gehandicaptenzorg. Cijfers die bovendien in veel gevallen feitelijk onjuist zijn. Hierdoor is de rechter tot een oordeel gekomen dat ook niet juist is. Daarom gaan we nu in appel.”