Nieuws

Zorgaanbieders voelden zich gehoord tijdens hoger beroep over het zorginkoopbeleid

17 januari 2024

Het gerechtshof heeft vier weken nodig om opnieuw tot een uitspraak te komen over het zorginkoopbeleid 2024-2026. Vierenvijftig zorgaanbieders tekenden hoger beroep aan, nadat in oktober vorig jaar de eisen in kort geding grotendeels waren verworpen. Aan het spoedappèl dat nu op 17 januari diende, hielden de zorgaanbieders en de VGN in ieder geval het gevoel over dat ze zijn gehoord. De zitting werd gekenmerkt door pittige debatten. Adequate tarieven, transparantie, controleerbaarheid en rekenmodellen waren de trefwoorden.

luisterende rechter

Verkeerde rekensom

Het tarief is te laag en gebaseerd op de prestaties van 75 procent van de aanbieders die echter maar 60 procent van de omzet vertegenwoordigen. Dit betekent dat 40 procent van de totale omzet niet kostendekkend zal zijn. “We stellen vast dat de zorgkantoren hun tarieven voor 2024 baseerden op een deel van de aanbieders dat wij niet representatief vinden,” vatte VGN-directeur Theo van Uum de belangrijkste grief van de sector samen. 

Ondoorzichtig

De dagvaarding van de zorgaanbieders bevatte daarnaast een nadrukkelijke roep om meer transparantie over het rekenmodel dat de zes gedagvaarde zorgkantoren Zilveren Kruis, VGZ, CZ, Menzis, Zorg en Zekerheid en Salland bij de vaststelling van het nieuwe richttarief (96 procent) hebben gehanteerd. “Die transparantie ontbreekt,” stelt Van Uum vast. “Daarom hebben onze raadslieden tijdens de zitting ook gevraagd om een lijst van alle aanbieders die zijn meegenomen om het richttariefpercentage te berekenen. Doordat de zorgkantoren die lijst niet verstrekken, blijft hun verhaal schimmig.” 

Breekbaar vangnet

Voor de zorgaanbieders bestaat wel een ‘vangnet’, dat kan helpen als een zorgaanbieder in te zwaar weer terecht komt: de zogenoemde hardheidsclausule. Het ging in de rechtszaal langdurig over de toepassing. Want wat is het effect als je er als zorgaanbieder gebruik van maakt onder de voorwaarde dat je eerst je eigen vermogen moet opeten? Van Uum: “Dat is een keihard criterium. Los van het feit dat veel vermogen van zorgaanbieders zit in vastgoed en dus niet liquide beschikbaar is. Terwijl banken ook eisen stellen aan het eigen vermogen.” 

Veel vragen

Na de lange toelichtingen van zowel de eisende zorgaanbieders als de gedaagde zorgkantoren, bleek dat de rechter de nodige vragen had. De meeste waren voor de zorgkantoren, waarbij hij zich net als de zorgaanbieders hardop afvroeg waarom de zorgkantoren hun berekeningen zo hardnekkig wegen op een aantal zorgaanbieders en niet op hun gemaakte omzet. Anders gezegd: waarom baseren de zorgkantoren hun zorginkoopmodel niet op zowel het aantal als het marktaandeel van de geraadpleegde aanbieders? Hun repliek overtuigde allerminst en ging vooral over de zorgaanbieders die wel kostendekkend kunnen werken. “Uw antwoord is een verklaring, maar geen rechtvaardiging,” concludeerde de raadsman van de zorgaanbieders. 

Stevige onderbouwing

Nadat Annete Imhof, bestuurder bij Pluryn en lid van het VGN-bestuur, nog de gelegenheid aangreep om het spoedappèl van de eisende partij stevig te onderbouwen met tot de verbeelding sprekende casuïstiek uit haar zorgpraktijk, beklijfde het gevoel bij de zorgaanbieders dat zij niet alleen in juridische zin, maar ook vakinhoudelijk waren gehoord. “We hebben ons punt duidelijk gemaakt en bleven stevig overeind in het hoger beroep tegen de zorgkantoren,” stelde Van Uum tevreden vast bij het verlaten van de Haagse rechtbank. 

Het gerechtshof Den Haag doet op 20 februari uitspraak. 

Foto van Johan van Ruijven
Wil je meer weten?
Neem contact op met Johan van Ruijven

Deze pagina is een onderdeel van: